‘Oh, for a lovelier faith!’
(Berthe Hoola van Nooten, Galveston, aan John Dunlap, New Orleans, 24 januari 1855)
Om en nabij het Koningsplein
Batavia, juni 1857. De Nederlandse magistratenweduwe Berthe Hoola van Nooten née Van Dolder (1817-’92) woont in de Gang Scott, een van de meest schilderachtige lanen van de toenmalige hoofdstad van Nederlands-Indië. Na flink wat tegenslagen te hebben overleefd, lijkt Berthe nu eindelijk rust te kunnen krijgen. Ze mag, ‘surrounded by every luxury of an eastern life‘1, logeren in het ‘splendid house‘ van haar halfbroer, de koloniaalbestuurder en zakenman in suiker Vincent Jacob van Dolder (1815-’76). Het is juist dit blanke milieu dat in de jaren erna honderden keren gefotografeerd zal worden door Walter Bentley Woodbury (1834-’85) en James Page (1833-’65), twee jonge Engelse avonturiers die vrijwel tegelijkertijd met Berthe vanuit Australië op Java waren aangekomen. Op onverwachte en tot nu toe ongepubliceerde manieren zullen de vier nieuwe ‘totoks’ (Europese Indiërs) met elkaar te maken krijgen.

afb. 2) Koningsplein, ‘Kadastrale overzichtskaart der afdeeling Batavia, 1874-6’, Algemeen Rijksarchief Den Haag (uitsnede; pijlen met bijbehorende teksten toegevoegd; op het Europese kerkhof Tanah Abang lag Berthe begraven).
Iets verder naar het oosten, verscholen in het groen, op de hoek van de Gang Scott (tegenwoordig Jalan Budi Kemuliaan) en het reusachtige Koningsplein, staat de villa die ooit eigendom was van een zekere Robert Scott. Deze net als Berthes broer zeer succesvolle zakenman, volgens een nakomeling een achterneef van Sir Walter ‘Ivanhoe’ Scott, was onder meer werkzaam geweest als waarnemend havenmeester in Semarang voordat hij na het Engelse tussenbestuur op Java in 1820 in Batavia neerstreek. Aan de toen nog open vlakte ten zuiden van het Koningsplein (waarvan een gedeelte ook wel Buffelsveld, of liefdevol Buffeltje werd genoemd2) had hij zijn huis laten bouwen, in de eigenhandig aangelegde en naar hem vernoemde laan. Precies in dat monumentale hoekpand had de weduwe Van Nooten op 6 april 1857 een particuliere meisjesschool geopend.3 Het was de vierde in haar leven.
Een nieuwe school
Berthes eerdere instituten, ‘Female Seminary‘ of ‘Academy for Young Ladies‘ genoemd, had ze zelf opgericht of geleid in achtereenvolgens het Noord-Amerikaanse New Orleans (samen met haar man Dirk, tot zijn onverwachte overlijden aldaar op 13 september 1847), het nietige Plaquemine (iets hogerop aan de Mississippi) en het Texaanse havenstadje Galveston, aan de Golf van Mexico. Nu, in Batavia, aan de andere kant van de wereld, doet ze een nieuwe poging. Hoewel de hoofdstad van Nederlands-Indië in het midden van de negentiende eeuw duizenden Europese bewoners telt, wordt er door het gouvernement al decennialang geen adequaat meisjesonderwijs meer aangeboden.4, 5 De fris gearriveerde mevrouw Van Nooten hoopt dan ook dat haar nieuwe school in een gezonde en vooral lucratieve pedagogische behoefte zal voorzien.6
Berthe is niet alleen weduwe, maar ook een alleenstaande moeder van vijf kinderen. Ondanks een royale schoolsubsidie van omgerekend zo’n € 15.000,- per maand7 moet ze dan ook hard werken voor de kost. Ze runt haar instituut als een moderne, multitaskende schooljuf. Naast alle huishoudelijke verplichtingen en administratieve rompslomp geeft ze eigenhandig les in onder andere geschiedenis, Frans, Engels, tekenen, schilderen, pianospelen, zingen, naaiwerk en, last but not least, bijbellezen.8 Ze wordt daarbij, samen met drie uit Nederland overgekomen ‘geëxamineerde secondantes’, geholpen door haar oudste dochters Maria Philippina en Julia Bertha. Op de moeilijkste momenten weten zij haar vaak op te vrolijken.9 Berthes twee zoontjes zitten noodgedwongen op Merchiston Castle School, een jongensinternaat vlak onder Edinburg, in het verre en koude Schotland. Hun moeder mist hen, elke dag.10
De locatie op de hoek van de Gang Scott voldoet blijkbaar niet, want Berthe verplaatst haar meisjesinstituut al snel naar een ander pand, iets verderop in de laan, eigendom van een zekere heer Eilbrechts.11 Op dat laatste adres, net als alle andere toen nog zonder huisnummer,12 brengt Berthe uiteindelijk maar liefst achtenveertig leerlingen onder haar Nederlands Hervormde vleugels. Toch blijkt ook dit niet voldoende om het voortbestaan van de school te garanderen. Na allerlei publiekelijk uitgevochten intriges en subsidieproblemen met de Hoofdcommissie van Onderwijs te Batavia moet ze op 1 januari 1859 haar zo felbevochten onderwijsinstelling alweer sluiten.13
Een paradijselijke hof
Pal aan de overkant in de Gang Scott kijkt Berthe uit op de gloednieuwe, in classicistische stijl ontworpen ‘Armeniaansche’ of St Johannes Kerk (afb. 3). Dit gebouw zal juist in 1857 ingewijd worden, nadat in 1854 de eerste steen ervan was gelegd door de kort daarvoor opgerichte Bataviase firma E. Chaulan, Deeleman & Co.14

afb. 3) Jacobus Anthonie Meessen, ongetiteld, albuminedruk, ca september 1867, de Armeense Kerk op de hoek van de Gang Scott (voorlangs de kerk rechts weglopend, richting Tanah Abang in het westen), het Koningsplein (achter de fotograaf) en de hoek van de tuin van het huis van Berthes voormalige meisjesinstituut (rechts).
In het het noorden van Batavia, voorbij de ‘Benedenstad’, aan de ondiepe Javazee, bevindt zich de modderige en stinkende haven, omgord door talloze pakhuizen en drukke toko’s. Maar in de wijk waar Berthe woont, de ‘Bovenstad’, in het zuiden, is het ‘rustig, stil en koel’.15 In dit milieu kan de blanke elite genieten van ruim aangelegde, parkachtige tuinen en royale huizen, daarbij in de watten gelegd door ontelbare autochtone bedienden of ronduit slaven. Hier bevindt zich ook de meisjesschool van madame Van Nooten, een instituut bedoeld voor jonge, christelijke, ‘beschaafde’ élèves. Tenminste, zo lang het duurt. Want al snel na de sluiting van haar school zal Berthe uit deze Indische Hof van Eden verdreven worden, niet vanwege verboden vruchten, maar door mooie principes en lelijk geldgebrek.
Een vroeg portretje

afb. 4) Olland & Zn Batavia: Berthe Hoola van Nooten, fotografie, circa 1860, in handschrift op achterkant (waarschijnlijk van Julius Paul Barth): “Berthe Hoola van Nooten – van Dolder [.] grootmoeder v. Elly van Marle, die haar verzorgde als „Maatji” tot haar 6e jaar in Indië, omdat haar dochter Bertha v. Marle – Hoola v. Nooten, bij de geboorte van Elly gestorven was [.] overgrootmoeder van J.P. Barth en B.M. Hupka-Barth.” (© collectie familie Barth).
Een lommerrijke laan
Rechts van de Armeense Kerk, dus links vanuit Berthes huis gezien, staat een witgekalkte villa met een voor de Nederlandse literatuur bescheiden, maar bijzondere geschiedenis (afb. 5). In dit pand brengt namelijk de romancier Louis Couperus enkele van zijn jongensjaren door, omringd door tientallen inlandse personeelsleden.19, 20 Op de hieronder afgebeelde foto’s van Woodbury & Page is goed te zien hoe de omgeving overwoekerd werd door tropisch groen.

afb. 5) Woodbury & Page (?), ‘Een waringinboom op een huiserf in Gang Scott (Batavia) met op de achtergrond de Armeense kerk’, uit: Indrukken van Indonesië, Jawa (Java), circa 1870, op registratiekaart geplakte fotografie; genomen op de hoek van het Koningsplein (rechtsachter de fotograaf) en de Gang Scott (rechts, in de verte weglopend richting Tanah Abang in het westen), met pal achter de fotograaf de Gang Holle, op de voorgrond het huis waarin volgens Hein Buitenweg in zijn Zo kenden wij Batavia de jonge Louis Couperus heeft gewoond (maar die in zijn Baren en oudgasten op pag. 147 juist het hoekpand in de noordelijker gelegen Gang Secretarie in die hoedanigheid noemt), in het midden de rechterzijkant van de voorgevel van de Armeense Kerk en helemaal rechts op de foto (net niet zichtbaar) ) de tuin van het voormalige huis van Robert Scott waar in 1857-‘58 Berthes meisjesschool in gevestigd is; de foto moet gemaakt zijn vanuit de voortuin van het huis van Mrs Bain, de ‘landlady’ van Woodbury en Page na hun aankomst op Java in 1857.
De jonge Couperus is niet de enige voor wie dit onvergetelijk is. Zijn collega Arthur van Schendel en later de dichter Leo Vroman hebben eveneens in dit laantje gewoond, onder het verkoelende bladerdak van hoog oprijzende vlam-, klapper-, banyan-, tamarinde-, kanari- en waringinbomen. Dit herinnerde Vroman zich, tientallen jaren daarna:

afb. 6) Madame Berthe Hoola van Nooten: Fleurs, fruits [etc] de L’île de Java [etc], ongenummerde plaat ‘Poinciana Regia’ [= Delonix regia, vlamboom of pauwenbloem], chromolithografie.
Van Schendel verwoordt het in zijn Jeugdherinneringen als volgt, beknopt, betoverend:
Wij liepen over gras onder donkere bomen, het Koningsplein. Wij woonden in de Gang Scott.22,
terwijl Hella Haasse op het einde van haar leven (in een aan Rob Nieuwenhuys gewijde tekst in de Indische Letteren) zich nog levendig de ‘mooie grote woningen’ rondom het Koningsplein en in de Gang Scott en Gang Holle uit haar jeugd voor de geest kon halen.23
Ook de Franse graaf en wereldreiziger Ludovic de Beauvoir (1846-1929) is enthousiast over de Indische hoofdstad. Hij blijkt over rijkelijk meer flux de paroles te beschikken dan de nuchtere Hollanders. Zijn beschrijving van Batavia, dat wil zeggen, het Europese quartier, de wijk waar Berthe woont, klinkt als volgt:
Oh! De feeërieke tuin, het paradijselijke groen! Werkelijk, in Batavia zijn geen straten, er zijn slechts majestueuze lanen, overhuifd door de mooiste bomen met de weelderigste kruinen die brede en eindeloze wandelpaden overkoepelen, zoals men die in Europa slechts in de decors van de Opéra ziet [vert. ondergetekende].24

afb. 7) Le Comte de Beauvoir: Voyage autour du Monde [Java]. Paris: E. Plon et Cie, 1867, frontispice, houtgravure.
![6) Woodbury & Page, ‘Gang Scott in Weltevreden te Batavia [richting Tanah Abang in het westen]‘, uit: ‘Vues de Java Photographies par Woodbury & Page Batavia’, albuminedruk, tot nu toe gedateerd als ‘circa 1875′ maar vanwege het hieronder genoemde en getoonde reisverslag van Comte de Beauvoir niet laten genomen dan 1867 (links verscholen in het groen de Armeense Kerk, rechts een stukje van de tuin van het huis waar Berthe haar meisjesinstituut had).](https://davidcoppoolse.files.wordpress.com/2014/11/gang-scott-woodbury-page-ca-1875.jpg?w=640&h=501)
afb. 8) Woodbury & Page, ‘Gang Scott in Weltevreden te Batavia [richting Tanah Abang in het westen]‘, uit: ‘Vues de Java Photographies par Woodbury & Page Batavia’, albuminedruk, tot nu toe soms gedateerd als ‘circa 1875′ maar waarvan de originele foto vanwege het hierboven besproken en getoonde reisverslag van Comte de Beauvoir niet later genomen kan zijn dan 1867; links verscholen in het groen de Armeense Kerk, rechts het bruggetje naar de tuin van Berthes voormalige meisjesinstituut.
Bijzondere buren
Tijd is relatief, zeker in het negentiende-eeuwse Nederlands-Indië. Als Berthe oostwaarts wil wandelen, vanaf de Armeense Kerk in de Gang Scott langs de zuidkant van het Koningsplein (dat zo uitgestrekt is dat er nog maar twintig jaar eerder een heus jachtverbod op los rondlopende wilde dieren was uitgevaardigd25), de deftige Gang Holle (officieel ‘Sterreweg’ genoemd)26 aan de rechterhand houdend, in richting van het statige gebouw van de Koninklijke Natuurkundige Vereeniging (het wetenschappelijk instituut waar ze in 1863 lid van zal worden27) en de daarachter liggende wijk Parapattan (‘viersprong’), met in de verte de in 1828 gebouwde, bescheiden en anno 2018 nog altijd in het frisgroen verscholen, witgekalkte ‘kleine, doch nette Engelsche Kerk’28 (die ze volgens eigen zeggen liever bezoekt dan de tien jaar jongere Willemskerk van haar eigen Nederlands Hervormde gemeente, aan de oostkant van het plein29), dan doemt rechts al meteen de prachtige villa van een zekere Mrs Bain op. Deze alleenstaande dame, telg uit een Schots geslacht dat al minstens een eeuw in Batavia gevestigd is, stelt vanaf 5 juni 1857 een gedeelte van haar huis ter beschikking aan Walter en James, inclusief hun atelier.30 Het is juist dit adres dat verklaart waarom er van de afgelegen zuidwestelijke hoek van het Koningsplein zoveel verschillende Woodbury & Page-foto’s bekend zijn. De albuminedruk van het naastgelegen huis van de jonge Louis Couperus (afb. 5) moet ruim tien jaar later gemaakt zijn vanuit haar voortuin, links in de richting van de Gang Scott. Voordat Walter en James in Batavia waren gearriveerd hadden ze in het Australische Melbourne geprobeerd goud te delven, om, na weinig succes daarmee, in dezelfde stad een eenvoudige fotostudio op te zetten.31 Maar pas in de high society van Batavia worden beiden beroemd, en, hoewel kortstondig, flink gefortuneerd, onder de naam Photographisch Atelier van Woodbury & Page, kortweg als de Firma Woodbury & Page.
Dankzij de vele foto’s die zij (en later ook Henry James en Albert, respectievelijk Walter Woodbury’s jongere en jongste broer) hebben gemaakt van Batavia en haar bevolking, weten we relatief goed hoe de blanke Indische samenleving er in contemporaine ogen uitzag (of liever, zichzelf behoorde te zien).32 Vanaf het begin van de jaren ’60 vervolmaken ze de zogeheten Woodburytype, een gelatineuze, korrelloze en gloedvolle afdruktechniek die mede is uitgevonden door hun landgenoot Joseph Wilson Swan. Volgens velen is dit het mooiste fotografische procedé ooit ontwikkeld, ‘a pinnacle of photographic achievement‘.33 In de decennia daarna zouden zelfs vips als Charles Darwin en koningin Victoria zich laten vereeuwigen met behulp van deze reproduceermethode, die uitgerekend hier, aan het voormalige Bataviase Buffelsveld, het daglicht zag. Zoals gezegd, nauwelijks twee maanden voordat de tengere, bijna ontroerend jonge Woodbury (afb. 9) zal aankomen op de inmiddels tot ‘Koningsplein’ gepromoveerde kale grasvlakte, was Berthe haar meisjesschool gestart in het hoekpand van de Gang Scott, aan de overkant van het huis van Mrs Bain. Het toeval wil dat dus de Engelse Woodbury en Page met hun Schotse landlady en de Hollandse Berthe met haar halfbroer, gastheer en ‘suikeroom’ Vincent Jacob bijna een half jaar lang schuin tegenover elkaar wonen en werken. Het kan dan ook niet anders of ze hebben elkaar in de tijd vaak gezien en gesproken.
Een kostbaar kiekje

afb. 10) Vincent Jacob van Dolder door Walter Bentley Woodbury, fa. Woodbury & Page, Java: ‘Vincent Jacob van Dolder’, carte de visite, fotografie, met de hand gedateerd ‘1862’, Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie
Vincent Jacob van Dolder is een gehaaid en succesvol zakenman. In 1862 kan hij het zich dan ook veroorloven om Woodbury en Page (waarvan de eerste inmiddels was verhuisd naar een eigen, prestigieuze locatie in de Gang Secretarie aan de noordkant van het Koningsplein)34 een portretfoto te laten maken voor zijn carte de visite (afb. 10). Deze kaartjes worden hartstochtelijk verzameld, maar als hobby is dat bepaald geen sinecure. Alleen de blanke Bataviase elite kan zich dit visuele nieuwigheidje veroorloven. Volgens een contemporaine krantenadvertentie moeten geïnteresseerden maar liefst f 20,- per foto-afdruk neerleggen, dat is omgerekend zo’n € 200,-.35 Weliswaar wordt deze prijs binnen enkele jaren door de snel opkomende concurrentie gedecimeerd, maar Berthe had zich zulke bedragen sowieso nooit kunnen veroorloven. Ze was nog maar enkele jaren daarvoor volkomen berooid uit Noord-Amerika overgekomen36 en enige tijd aangewezen geweest op de gunsten van haar half geliefde, maar door zijn onbeschaamde levenswandel ook half gehate stiefbroer.
Een indringende blik
Toch is er nu, volkomen onverwacht, bij Berthes afstammelingen in Nederland een originele Woodbury & Page-carte de visite van haar opgedoken. Dit lijkt inderdaad een wonder, een verschijnsel dat de fel anti-paapse Berthe overigens niet als zodanig had weten te waarderen. Het haarscherpe fotoportretje (12,5-15 cm, afb. 11) is ongekleurd, ongetiteld en ongedateerd.
![11) Woodbury & Page Photographers Java, carte de visite, fotografie, ongetiteld, ongedateerd, met de hand bijgeschreven ‘Bartha H.P. van Dolder (1.6 [= hoofdstuknummer in familie-album familie Barth])’, omstreeks 1880, © collectie familie Barth.](https://davidcoppoolse.files.wordpress.com/2015/03/woodbury-en-page-visitekaartje.png?w=629&h=1024)
afb. 11) Woodbury & Page Photographers Java, carte de visite, fotografie, ongetiteld, ongedateerd, met de hand bijgeschreven ‘Bartha H.P. van Dolder (1.6 [= hoofdstuknummer in familiealbum familie Barth])’, omstreeks 1880, © collectie familie Barth.
![11) Madame Hoola van Nooten: 'Fleurs, fruits [etc] de l’Île de Java [etc]'', plaat 'Nephelium Lappaceum' [ramboetan], chromolithografie.](https://davidcoppoolse.files.wordpress.com/2014/11/rambutan.jpg?w=218&h=311)
afb. 12) Madame Hoola van Nooten: Fleurs, fruits [etc] de l’Île de Java [etc], ongenummerde plaat ‘Nephelium Lappaceum Jack.’ [= Nephelium lappaceum Correa, ramboetan], chromolithografie.
Trouble in Paradise
Twintig jaar eerder, in de blanke paradijshof van Weltevreden, blijkt intussen niet alles pais en vree. Berthe krijgt bonje met haar dominante halfbroer en zijn eigenzinnige maîtresse.39 Na hoogoplopende ruzies vertrekt ze begin 1860 uit de Gang Scott en verhuist naar Buitenzorg (Bogor), zo’n zestig kilometer ten zuiden van Batavia, richting de koelere bergen van het Javaanse binnenland. Vanaf het einde van dat jaar zal ze aan de Groote Postweg opnieuw een eenvoudige ‘opvoedings-Inrigting’ starten ‘voor [twaalf] meisjes van den beschaafden stand’,40 voor de zesde en laatste keer in haar leven. Pal aan de overkant van de straat ligt westelijke ingang van de wereldberoemde plantentuin, de plek waar ze inspiratie zal opdoen voor haar monumentale Java-boek. Alhoewel ze het voorwoord al in juli 1862 schrijft, zal dit werk in tien afleveringen pas in de loop van 1863-’64 te Brussel verschijnen.
In 1873 verkast Berthe opnieuw, ditmaal definitief, naar Selipi, een gehucht in het landelijke gebied ten zuidwesten van Batavia. Haar tweede dochter Julia Bertha, die net als Maria Philippina zo’n grote steun was geweest op de meisjesschool in de Gang Scott, zal al in 1874 op jonge leeftijd komen te overlijden. Dit is voor Berthe (minstens zo gekweld als getroost door haar godsgeloof) aanleiding om een aangrijpende zedenschets en bijpassend stichtelijk treurgedicht te schrijven. Beide worden in 1876 onder het pseudoniem ‘B.’ te ‘Java’ gepubliceerd in het Evangelisch Jaarboekje Magdalena (afb. 13).41 De baten van deze protestantse almanak kwamen overigens ten goede aan de Vereeniging het Asyl Steenbeek te Amsterdam, een tehuis dat was opgezet ter ‘opbeuring’ van ‘boetvaardige’ en tot ‘christelijke inkeer’ gekomen ‘gevallen vrouwen’,42 dat wil zeggen, ex-prostituees, zoals, volgens kwade roomse tongen, Jezus’ eigen echtgenote, Maria Magdalena, moet zijn geweest.
![10) Woodbury & Page, “Boek- en bureauhandel G. Kolff & Co. [...] aan de Pasar Pisang te Batavia”, albuminedruk, circa 1865-’72; in deze bekende Bataviase boekwinkel zal ook Berthes grote Java-boek verkocht zijn.](https://davidcoppoolse.files.wordpress.com/2014/11/boekhandel-kolff-co-batavia-woodbury-page2.jpg?w=634&h=500)
afb. 14) Woodbury & Page, “Boek- en bureauhandel G. Kolff & Co. […] aan de Pasar Pisang te Batavia”, albuminedruk, circa 1865-’72; in deze bekende Bataviase boekwinkel zal ook Berthes florilegium verkocht zijn.
Epiloog
Heiligen of hoeren, christenen of ketters, voor God is iedereen gelijk, hoewel sommigen gelijker blijken dan anderen. Ondanks al haar kunstzinnige aspiraties, zou Berthe net als vrijwel elke andere aardse ziel binnen enkele generaties volkomen vergeten zijn, ware het niet dat ze verantwoordelijk is voor een van de mooiste Indische florilegia van de negentiende eeuw, het anno 2018 nog altijd even spectaculaire als peperdure Fleurs, fruits et feuillages choisis de la flore et de la pomone de l’Île de Java.43 Samen met de hier voor het eerst gepubliceerde originele Woodbury & Page-foto heeft ze daarmee alsnog het eeuwige leven verworven waar ze zo naar verlangde, hoewel op een andere manier dan ze zich waarschijnlijk had voorgesteld.

afb. 15) Java Bode 1866, met een advertentie van Woodbury & Page boven een annonce van de tweede druk van Berthes Java-boek (verkoopprijs fl 85,- of ca € 850,-).
Ook Woodbury’s aardse bestaan zal niet verlopen zoals hij stellig nog dacht toen hij als jong, gezond en succesvol society-fotograaf aan het vorstelijke Koningsplein te Batavia resideerde. Na terugkeer in Europa blijkt hij ongeneeslijk ziek te zijn. Tijdens een korte vakantie met twee van zijn dochters in de Engelse badplaats Margate overlijdt de inmiddels berooid, versleten en wanhopig geraakte uitvinder van de wereldwijd geliefde woodburytype in 1885 aan een zelf-toegediende overdosis van het verslavende kalmeringsmiddel laudanum.44 Zo vergaat de roem van de wereld, en nog heel wat meer. Walters voormalige overbuurvrouw Berthe zou het zover nooit laten komen. In de Préface draagt ze haar Javaanse bloemenboek niet alleen op aan Sophie, de onbestorven Koningin der Nederlanden, maar vooral ook aan haar andere seksegenotes, haar lotgenotes, bondgenotes, aan alle zorgzame, nederige, maar ook manmoedige, krachtige en volhardende vrouwen van deze wereld.
David Apollonius Coppoolse
Driewerf: práchtig, David.
This article, my dear Friend, really deserves the lovely fate of a yet more wonderful publication…