De ‘Hand van Boeddha’. Berthe Hoola van Nooten en haar Javaanse vingercitroen

[…] To open the great book of nature; to endeavour to represent, if but faintly, by our feeble art, that glorious colouring, those treasures of hidden beauties so freely spread around us, by our munificent Creator – (here, especially, in this beautiful island of Java, privileged in this respect, where vegetation is so magnificent) – is it not this which meets the cravings of our hearts, which cannot fail to give us our proper nourishment by feeding our souls with silence, prayer and love […]. (uit ‘Préface (1862) van fleurs, fruits et feuillages choisis de la flore et de la pomone de L’Île de Java, Bruxelles, 1863 [-’64])

In 1863-’64 liet Berthe Hoola van Nooten (geboren te Utrecht op 12 oktober 1817 als Bartha Hendrica Philippina van Dolder) een botanisch boekwerk publiceren met daarin veertig kleurenplaten van bloemen, fruit en planten van het tropische eiland Java: Fleurs, fruits et feuillages choisis de la flore et de la pomone de L’Île de Java.1 De spectaculaire afbeeldingen waren gebaseerd op originele tekeningen van de amateurbotanica zelf. Nadat Berthe in onder andere het Guyaanse Demerary (waar haar man in 1811 was geboren), Paramaribo en New Orleans had gewoond, was ze als armlastige weduwe in Batavia in Nederlands-Indië terechtgekomen, waar ze korte tijd een meisjesschool leidde en ook schilder- en tekenlessen gaf. Met de opbrengst van haar Java-boek hoopte ze haar vijf kinderen te kunnen blijven onderhouden. Volgens het voorwoord (gedateerd juli 1862) is de publicatie opgedragen aan alle ‘nederige’ vrouwen van de wereld, een bescheidenheid die typerend lijkt voor de benarde positie van talentvolle seksegenotes in die tijd. Daarnaast liet Berthe een zelfgeschreven Franstalig lofdicht op Koningin Sophie der Nederlanden opnemen. Deze onbestorven weduwe van Willem III (‘Koning Gorilla’) en beschermvrouwe van de kunsten en wetenschappen had de kostbare publicatie met financiële steun mogelijk gemaakt. Om het zakelijke risico ondanks die royale gift toch enigszins te spreiden, besloot de Brusselse uitgever Émile Tarlier het indrukwekkende boek (43,5 x 57 centimeter) in tien losse afleveringen te publiceren. De eerste daarvan verscheen in januari 1863. Elke ‘livraison’ bevatte een aparte titelpagina en vier met de hand bijgekleurde chromolithografieën die zijn getekend door de Brusselse lithograaf Guillaume (Georges) Severeyns. De platen werden begeleid door een populair geschreven maar wetenschappelijk onderlegde Engels/Franse tekst met daarin beknopte en treffend geschreven informatie over de afgebeelde planten. Berthes boek werd door het grote publiek enthousiast ontvangen en ook gezaghebbende botanici als F.A.W. Miquel en C.A.J.A. Oudemans waren vol lof over het werk.2, 3 Oudemans (die zelf vijf jaren op Java had gewoond) noemde het boek een ‘kostelijke gave van edele vrouwenhand’. Koningin Sophie schonk Berthe Hoola van Nooten het jaar daarop uit dank een oorkonde, een bedrag van fl 1000,-4 en en later nog een ‘prachtige gouden armband’.5 Zelfs Keizerin Eugénie (de echtgenote van Napoléon III) was verguld met het boek: ze stuurde Berthe enkele ‘prachtige cadeaux’, waaronder een medaillon die versierd was met een buste van haarzelf en een persoonlijke inscriptie. Wilde men in Nederland een compleet exemplaar van het boek  kopen, dan kon men terecht bij de gevolmachtigde boekhandelaar J. Noordendorp in de Pijpenstraat in Amsterdam, voor fl 70,-.6 Bij voorintekening was men echter goedkoper uit, de uitgave kostte dan per livraison slechts fl 6,-. Dat was nog altijd veel geld: omgerekend zou dat € 60,- zijn, en voor het hele boek zelfs € 600,-. Het is onwaarschijnlijk dat Berthe zonder de koninklijke steun in eerste instantie ook maar één exemplaar voor zichzelf had kunnen kopen, want ze werd haar hele leven geplaagd door geldzorgen: ‘many trials, many troubles’ schrijft ze in een van haar tot nu toe ongepubliceerde brieven vanuit Java.

Bibliografische bijzonderheden

Het florilegium zou tweemaal herdrukt worden.7 De eerste editie was gesponsord met  fl 2000,- door baron Sloet van de Beele, gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Deze woonde, net als Berthe eerder, in het lommerrijke Buitenzorg (het Indische ‘Sans Soucis’), zo’n zestig kilometer ten zuiden van Batavia, tegenwoordig Jakarta. In de tweede editie werd de complete tekst opnieuw gezet. Inheemse namen werden toegevoegd, platen nog gloedvoller afgedrukt, rode kleuren handmatig ingetekend en vele botanische details subtiel bijgewerkt. Zetfouten werden gecorrigeerd en andere onvermijdelijk opnieuw gemaakt. Bij de derde, laatste en ongedateerde editie (met een voorwoord uit mei 1880 maar volgens het Nieuwsblad voor den Boekhandel van november 1881 ‘zojuist’ verschenen) werd de titel ingekort, de tekst voor de derde keer gezet, en werden alle platen opnieuw gechromolithografeerd door de beroemde Gentse tekenaar, schilder en steendrukker Pieter Depannemaeker. Een duidelijk voorbeeld van alle verschillen in opeenvolgende edities zijn de onderschriften bij de afbeeldingen van de vingercitroen. In de eerste editie wordt daarbij vermeld: ‘Hort. & Bog.’, wat wil zeggen: ‘Hortus & Bogoriensis’, oftewel ’s Lands Plantentuin te Buitenzorg (tegenwoordig Bogor Botanical Gardens, Kebun Raya, gesticht in Berthes geboortejaar 1817). Het blijkbaar misbegrepen en overbodige &-teken tussen ‘Hort.’ en ‘Bog.’ is voor de tweede editie van de originele steenplaat weggeschuurd, daarmee een kenmerkend loze spatie achterlatend. In de geheel opnieuw gelithografeerde (en door ‘Weissenbruch, Imprimeur’ gedrukte) derde editie is deze spatie zèlf verdwenen, evenals de naam van de originele uitgever Émile Tarlier (zie illustraties hierboven). In de eerste catalogus van de boekencollectie van ’s Lands Plantentuin (1887) wordt vermeld dat maar liefst twee edities van Berthes Java-werk in de bibliotheek aanwezig zijn.8 Maar ondanks het artistieke en commerciële succes van haar magnum opus lukt het Berthe nauwelijks om het hoofd boven water te houden: ze overlijdt uiteindelijk in het huis van haar schoonzoon op 12 april 1892 te Batavia op vierenzeventigjarige leeftijd in nog altijd behoeftige omstandigheden. Na aftrek van alle schulden blijft er van haar nalatenschap in 1899 precies fl 45,80 (een kleine € 500,-) over.9

De ‘Hand van Boeddha’ in ’s Lands Plantentuin

De vingercitroen is één van de opvallendste vruchten uit het florilegium. Hoola van Nooten noemt deze ‘Citrus Sarcodactylis’ (‘vleesvingerige citroen’) en vermeldt vanaf de tweede editie ook de inheemse naam: ‘Djerook Tangan’. Vanwege de sierlijk open- of dichtgevouwen uitstulpingen die lijken op goudkleurige vingers, wordt hij in Azië al eeuwenlang de ‘Hand van Boeddha’ genoemd. Dat klinkt poëtisch, en dat is het ook, maar deze ‘vingers’ zijn in feite een groeiafwijking die meestal wordt veroorzaakt door parasiterende mijten of mutagene schimmels die het jonge vruchtvlees aantasten.10 De vrucht is zodoende een ziekelijke afwijking van de cedercitroen of cederappel (Citrus medica, familie Rutaceae), en werd lange tijd beschouwd als een echte variëteit, soort of ondersoort. Hij groeit aan de Aziatische sukadeboom, is net als de nauw verwante gewone citroen zuur van smaak, en wordt alleen gekookt en gesuikerd gegeten. Vanwege de (bij wrijving vrijkomende) verrukkelijk frisse geur van de schil (en bladeren) wordt hij in China en Japan ook al eeuwenlang gebruikt om stoffen en kleding mee te aromatiseren.11 Hoola van Nootens publicatie wordt door taxonomen beschouwd als de eerste geldende beschrijving van deze exotische vrucht. Berthe heeft haar ‘vingervormige citroen’ getekend in de tuinen van Buitenzorg (grenzend aan het paleis van de gouverneur-generaal), volgens haar familie onder een speciaal voor haar gebouwde glazen koepel.12 Ondanks het indrukwekkende botanische werk wordt nog aan het einde van de twintigste eeuw opgemerkt dat ‘…the origins of Berthe Hoola van Nooten remain buried in obscurity to this day‘.13 Hoe is het gekomen dat deze bijzondere Nederlandse vrouw, die tegenwoordig inderdaad vrijwel vergeten is maar aan wie we het imposante Java-boek te danken hebben, de eerste officiële beschrijfster is geworden van de even beroemde als geliefde ‘Hand van Boeddha’, ook wel Citrus medica sarcodactylis of vingercitroen genoemd?

En ik zeg U, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet bekleed is geweest gelijk een van deze. (Mattheüs 6:29; motto van Fleurs, fruits et feuillages choisis de la flore et de la pomone de L’Île de Java)

Om dit te achterhalen moeten we duizenden jaren terug in de tijd. De ‘Hand van Boeddha’ is natuurlijk al veel langer bekend dan Berthes beschrijving ervan uit 1863. Vanaf de oostelijke flanken van de Himalaya of misschien zelfs vanuit het nog verder gelegen China14 moet de stamvorm (de cederappel of -citroen) al vroeg in het Westen terecht zijn gekomen. Dat is bekend, omdat Alexander de Grote tijdens zijn veldtocht naar India in de vijfde eeuw voor Christus door het land van de Meden en de Perzen trok (vandaar de soortnaam medica: die heeft dus niets met ‘medicinaal’ te maken) en toen de vrucht al onder ogen kreeg.15 Opvallend genoeg zouden de nu bij ons veel bekendere gewone citroen (Citrus limon) en sinaasappel (Citrus sinensis) pas veel later, respectievelijk tijdens de Kruistochten en in de Late Middeleeuwen, in Europa geïntroduceerd worden.16 Men neemt overigens aan dat ons woord ‘citroen’ via het Latijnse ‘citra’ afkomstig is van het Oudgriekse ‘cedrina’ (genoemd naar de beroemde ceders van het bijbelse Libanon), dat ‘welriekend’ betekent.17 Die heerlijke geur heeft er voor gezorgd dat de cedercitroen (eigenlijk dus een botanische tautologie) ook wel odorata of fragrans of ‘muskuscitroen’ werd genoemd.18 De enigmatische en als heilig vereerde ‘etrog’ (‘verboden vrucht’) van het joodse Loofhuttenfeest is waarschijnlijk ook de Aziatische cedercitroen geweest.19 Na de Grieken leerden de oude Romeinen dit zure broertje van onze zoete ‘China-appel’ kennen, en zij schijnen de woorden ‘Medisch’ (uit Medië) en ‘medicinaal’ door elkaar gebruikt te hebben.20 Theophrastus, Vergilius, Plutarchus, Plinius, Dioscorides: al deze Klassieke Griekse en Romeinse schrijvers berichten uitgebreid over deze toen in Europa nog zeldzame citrusvrucht, die (wat de etymologie nog verwarrender maakt) ook wel bekend stond als de Perzische of Paradijsappel.

Barokke vingercitroenenpracht

Meer dan anderhalf duizend jaar later, tijdens de Italiaanse Barok, kwam de vingervormige cedercitroen juist om die reden in de mode. In verzamelaarskringen zag men hem als een zeldzame speling van de natuur, een begerenswaardige botanische rariteit.21 Eén van de mooiste botanische platenboeken uit de zeventiende eeuw is Giovanni Battista Ferrari’s Hesperides (1646), waarin tientallen afwijkend gevormde citrusvruchten worden afgebeeld, waaronder enkele sarcodactyli.22 Als voorbeeld voor de gravures dienden fijnzinnige aquarellen die door vrienden van de Romeinse Accademia dei Lincei (met prominente leden als Galileo Galilei en de Nederlander Johannes van Heeck) waren gemaakt.23 Ferrari tekent in zijn boek een passend aforisme op over de vingercitroen: Nimirum in auro etiam foeditas ac deformitas placet (‘vanzelfsprekend, in goud kunnen zelfs lelijkheid en misvormdheid mooi zijn’). In de tuinen van de Villa Borghese in Rome kan men anno 2018 nog altijd ‘vleesvingerige citroenen’ bewonderen.

Vingercitroenen in de Lage Landen 

Ook in de Nederlanden was ‘De Hand van Boeddha’ al vroeg bekend: in de eind-zeventiende-eeuwse Moninckx Atlas (een botanisch manuscript met honderden afbeeldingen van exotische planten) is duidelijk een aantal vingercitroenen afgebeeld. De betreffende tekening (die tussen 1686 en 1706 gemaakt moet zijn) is overigens niet gepubliceerd in één van de vier boeken over exotische planten die de Amsterdamse botanici Jan en Caspar Commelin in dezelfde tijd hebben uitgegeven naar platen uit de Moninckx Atlas, en zal dus relatief onbekend zijn gebleven.24  Vlak daarvoor (1676) had Jan Commelin (de oom van Caspar) zelf een boek over citrusvruchten gepubliceerd dat grotendeels was gebaseerd op het werk van Ferrari: het rijk geïllustreerde Nederlantze Hesperides. Een andere botanicus die vertrouwd was met de vingercitroen (en deze zelf ook kweekte) was de Groningse professor Abraham Munting (1626-’83). In zijn postuum (1696) verschenen Naauwkeurige Beschryving der Aardgewassen, Waar in de veelerley Aart en bijzondere Eigenschappen der Boomen, Heesters, Kruyden, Bloemen, Met haare Vrugten, Zaden, Wortelen en Bollen [etc.] beeldt hij de citroen af als een veelvingerige misgeboorte. Het barokke onderschrift verraadt die monstrueuze aard: ‘Malus Citria Cornuta’, de oneetbare, gehoornde citroen.25

Maria Sibylla Merian en haar Surinaamse cedercitroen

Caspar Commelin zou enkele jaren later betrokken raken bij een nog veel belangrijkere publicatie. De in Frankfort geboren Maria Sibylla Merian (1647-1717) verbleef in de jaren 1699-1700 met haar dochter in Paramaribo, in het toenmalige Nederlands-Guyana, net als bijna anderhalve eeuw later Berthe met haar man Dirk Hoola van Nooten. Ondanks het moordende klimaat verzamelde, kweekte en tekende de onverschrokken Maria Sibylla in de omgeving van Paramaribo de kleurrijkste vlinders en andere tropische insecten, om die tekeningen uiteindelijk te graveren, zelf af te drukken en in 1705 in eigen beheer uit te geven in haar Metamorphosis Insectorum Surinamensis ofte de verandering der Surinaamsche insecten.26 Caspar Commelin (die inmiddels botanicus was geworden in de Hortus in Amsterdam) verzorgde de Latijnse botanische nomenclatuur hiervan. Merians insectenboek is één van de mooiste publicaties die ooit over de Surinaamse natuur zijn verschenen. Op plaat 28 (afbeelding hiernaast) daarvan beeldt ze niet alleen een bontgekleurde en vervaarlijk ogende Surinaamse harlekijnboktor (Acrocinus longimanus) af, maar ook een goudkleurige ‘Groote en dikke Citroen’ oftewel een cedercitroen of cederappel, de stamvorm (Citrus medica) van de al vroeg in Suriname geïmporteerde Aziatische vingercitroen van Berthe Hoola van Nooten.27 De grootvader van Berthes man, de Montesquieu-vertaler Dirk Hoola van Nooten senior (1747-1808) had, net als veel andere notabelen, het prachtwerk van Maria Sibylla Merian in zijn grote bibliotheek (ruim drieduizend titels) in Schoonhoven staan.28

Een botanische Toren van Babel

De naamgeving van het geslacht Citrus, met zijn tientallen soorten en honderden variëteiten van citroenen, limoenen, pompelmoenen, sinaasappels en mandarijnen, moet voor een leek altijd een linguïstische nachtmerrie zijn geweest. De Engelse ‘lemon’, bijvoorbeeld, is onze citroen (Latijns Citrus limon), onze limoen is de Engelse ‘lime’ (Citrus aurantifolia), de Engelse ‘citron’ is onze cedercitroen of -appel (Citrus medica),29 terwijl de laatste vroeger in heel Frankrijk ‘limon’ heette, behalve in Parijs, waar hij juist weer ‘citron’ werd genoemd.30  Taxonomen proberen al eeuwenlang een einde te maken aan deze botanische Toren van Babel. Toen in 1914 de Amerikaan Walter Swingle een gezaghebbende revisie doorvoerde van de Citrus-soorten die de Engelse botanist Ernst Henry Wilson (1876-1930) in China had verzameld, besloot hij om juist Hoola van Nootens tekst en plaat uit 1863 als voorbeeld te nemen voor zijn beschrijving van de vingercitroen.31 Dit deed hij, ondanks het feit dat er al veel vroegere vermeldingen en afbeeldingen van sarcodactylis bekend waren, zoals die van Giovanni Battista Ferrari in Rome en die van de Moninckx Atlas in Amsterdam. Berthe beschreef haar vingercitroen als een echte soort, maar Swingle zag dat anders: hij ‘devalueerde’ haar Citrus Sarcodactylis tot een ondersoort (var. sarcodactylis, een zogeheten combinatio nova) van de gewone cederappel of sukade (Citrus medica), die in 1753 voor het eerst beschreven was door de Zweedse systematicus  Linnaeus (1707-78) in diens Species Plantarum.32 Overigens beschouwde Linnaeus in diezelfde baanbrekende publicatie de (relatief nieuwe) gewone citroen ook slechts als een variëteit (var. limon) van de aloude Medische of Perzische appel die Alexander de Grote al onder ogen had gekregen. Het zou uiteindelijk een landgenoot worden van Berthe Hoola van Nooten die de van oorsprong Chinese citroen zijn definitieve Latijnse naam gaf: in 1768 publiceerde de Nederlandse botanicus Nicolaas Laurens Burman (1733-’93)33 zijn Flora indica, waarin hij Linnaeus’ ‘ondersoort’ (dat begrip bestond toen nog niet) juist weer opwaardeerde tot de echte soort zoals wij die nu nog kennen: Citrus limon oftewel de (gewone) citroen.34

Overige taxonomische overwegingen en definitieve toeschrijving

Idealiter wordt bij de eerste wetenschappelijke beschrijving van planten (of dieren) een fysiek exemplaar gebruikt, een zogenaamd holotype, dat zorgvuldig wordt bewaard om verder onderzoek mogelijk te maken. Maar van Hoola van Nootens sarcodactylis bestaat geen type-exemplaar (meer). In het gezaghebbende Linnean Herbarium in Londen zal men dat dan ook tevergeefs zoeken.35 Walter Swingle moest daarom voor zijn beschrijving genoegen nemen met de afbeelding en bijbehorende tekst uit haar Fleurs, fruits et feuillages choisis de la flore et de la pomone de L’Île de Java. Berthes Citrus-plaat is daarmee het zogenaamde iconotype van sarcodactylis. De Duitse arts en botanicus Karl Friedrich von Gärtner (1772-1850) publiceerde in zijn Supplementum carpologiae [etc] (1805-’07) eveneens een beschrijving en afbeelding van de vingercitroen (als ‘digitiformes’)36, maar de door hem voorgestelde naam beschouwde Swingle slechts als een synoniem van Citrus medica. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat Gärtner de vingercitroen in zijn tekst Sarcodactilis helicteroides noemt, maar op de bijbehorende afbeelding (plaat 185, figuur 1) Sarcodactylis helicterioides, waardoor Swingle had moeten kiezen welke van deze twee spellingvarianten de juiste was. Bovendien beschreef Gärtner zijn vingercitroen (evenals Berthe) als een aparte soort, terwijl Swingle hem (zoals hierboven vermeld) slechts als een ondersoort van de cedercitroen beschouwt. Hoola van Nootens sarcodactylis-plaat en bijbehorende tweetalige tekst uit haar Java-boek waren blijkbaar een beter startpunt voor een ondubbelzinnige, dus wetenschappelijke beschrijving. Al deze historische en taxonomische verwikkelingen zijn helder samengevat terug te vinden in de volledige Latijnse naam van Berthes vleesvingerige citroen of ‘Hand van Boeddha’: Citrus medica Linnaeus 1753 var. sarcodactylis (Hoola van Nooten 1863) Swingle 1914.

Onverwacht bezoek uit Engeland

Berthe is niet rijk geworden van haar werk. Dat weten onder andere dankzij de Engelse botanica en wereldreizigster Marianne North (1830-’90). Zij brengt in 1876 een bezoek aan ‘Madame van Nooten’ in Batavia, en vermeldt in haar in 1893 door haar zuster uitgegeven memoires de schrijnende omstandigheden waarin Berthe verkeert. Marianne North (een penvriendin van Charles Darwin37) maakt een intrigerende opmerking over deze bijzondere ontmoeting: ze zegt namelijk dat Berthe, ondanks die armoede, heel enthousiast is en aanstekelijk vertelt over haar botanische werk. In haar huis bewaarde Berthe minstens veertien prachtig ingebonden exemplaren van haar eigen Java-boek,38 waardoor Marianne kon besluiten er ter plekke een te kopen. Dit ondanks de curieuze opmerking van Marianne dat de keuze en kwaliteit van de platen haar tegenvallen, en dat volgens haar de flamboyante Poinciana regia (=Delonix regia, vlamboom of pauwenbloem) per ongeluk ondersteboven is getekend (zie afbeelding), net als overigens zijzelf eerder had gedaan. Deze spectaculaire plant bloeide overigens nog maar kort in ’s Lands Plantentuin: pas in 1848 was hij vanuit Singapore geïmporteerd door de toenmalige hortulanus Johannes Elias Teysmann.39 Omdat het Java-boek te groot blijkt om mee te nemen op haar verdere reizen, laat Marianne North het vooruit sturen naar de bibliotheek van de beroemde plantenkassen in Kew bij Londen (waar ze later haar eigen schilderijengalerij zal stichten). Berthes boek zal echter tijdens een schipbreuk voorgoed verdwijnen in de golven van de Indische oceaan.40

Een vrouwenleven ontsluierd?

Fleurs, fruits et feuillages choisis de la flore et de la pomone de L’Île de Java is bij liefhebbers nog net zo gezocht als honderdvijftig jaar geleden,41, 42 maar over het intrigerende en tragische leven van Berthe Hoola van Nooten is nog altijd weinig bekend.43, 44, 45 Binnenkort zullen de schrijvers van dit artikel meer publiceren over Berthes leven en werkzaamheden in Utrecht en Wageningen, het Guyaanse Nickerie, Demerary en Paramaribo, het Noord-Amerikaanse New Orleans, Galveston en Plaquemine en het Indische Selipi, Buitenzorg en Batavia, onder meer op basis van bewaard gebleven persoonlijke correspondentie aan één van haar vrienden in Noord-Amerika. Deze fascinerende negentiende-eeuwse Maria Sibylla Merian en eerste officiële beschrijver van de opvallende vingercitroen of ‘Hand van Boeddha’ verdient meer aandacht dan ze tot nu toe heeft gekregen.

C’est assez, c’est tout ce que je voulait obtenir, plus que n’osais espérer. (uit het voorwoord van Fleurs, Fruits et Feuillages Choisis de la Flore et de la Pomone de L’Île de Java)
David Coppoolse & Marcel van Dorst
Noten:
1: Hoola van Nooten 1863; 2: Miquel; 3: Oudemans; 4: Hupka-Barth; 5: [anon. 1]; 6: boekhandelsetiket 1ste livraison; 7: Nissen; 8: Treub 1887; 9: [anon. 2]; 10: Freedberg 1997; 11: Swingle 1967; 12: Hupka-Barth; 13: Hoola van Nooten 1993; 14: Swingle 1967; 15: Theophrastus; 16: Webber; 17: Swingle; 18: Webber; 19: Ibid.; 20: Valmont de Bomare; 21: Freedberg 1997; 22: Ferrari; 23: Freedberg 2002; 24: Wijnands; 25: Munting; 26: Merian 1705; 27: Merian 1982; 28: Davids; 29: Webber; 30: Valmont de Bomare; 31: Swingle 1914a; 32: Linnaei; 33: Stafleu; 34: Burmanni; 35: Swingle 1967; 36: Gärtner; 37: Raby; 38: [anon. 3]; 39: Rijnberg; 40: North; 41: Tomasi; 42: Sitwell; 43: Haks & Maris; 44: De Loos-Haaxman; 45: Hoola van Nooten 1993.
Literatuur:
[anon. 1] ‘Binnenland. Residentie-nieuws’ in: DAGBLAD van ZUIDHOLLAND en ’s GRAVENHAGE No. 140. Donderdag 16 Junij 1864.
[anon. 2] ‘Uit de Staatscourant’ in: Algemeen Handelsblad van 3 mei 1899 – Ochtendblad.  [anon. 3] ‘Vendutiebericht’ in: JAVA-BODE. A. 1894 No. 262 Dinsdag 13 November Drie-en-Veertigste Jaargang.
Bailey, F.M. (ed.): Standard Cyclopedia of Horticulture [6 delen]. New York: The Macmillan Co., 1914-’17.
Burmanni, Nicolai Laurentii: Flora Indica cui accedit series zoophytorum Indicorum, nec non prodromus florae Capensis. Lugduni Batavorumm, Amstelaedami: Apud Cornelium Haek, 1768.
Davids, Karel: ‘Tussen Smith en Schoonhoven. De verloren wereld van Dirk Hoola van Nooten (1747-1808)’ in: Engelen, Boonstra & Janssens (red.): Levenslopen in transformatie. Nijmegen: Valkhof Pers, 2011.
Engelen, Boonstra & Jannssens (red.): Levenslopen in transformatie. Liber Amicorum bij het afscheid van prof. dr. Paul M.M. Klep. Nijmegen: Valkhof Pers, 2011.
Ferrari, Giovanni Battista: Hesperides sive De Malorum Aureorum Cultura et Usu Libri Quattuor. Roma: Hermanni Scheus, 1646.
Freedberg, David and Enrico Baldini: The Paper Museum of Cassiano dal Pozzo. Catalogue Raisonné Series B Natural History part I: Citrus Fruit. London: Harvey Miller Publishers, 1997.
Freedberg, David: The Eye of the Lynx. Galileo, His Friends, and the Beginnings of Modern Natural History. Chicago and London: The University of Chicago Press, 2002.
Gärtner, Karl Friedrich von: Supplementum carpologiae seu continuati operis Josephi Gaertner de fructibus et seminibus plantarum voluminis tertii centuria prima0. Bibliopolae Lipsiensis [Leipzig]: Sumtibus Carol. Frid. Enoch Richter, 1805-’07.
Haks, Leo & Maris, Guus: Lexicon of Foreign Artists who Visualized Indonesia (1600-1950). Utrecht: Gert Jan Bestebreurtje, 1995.
Haskell, Francis (intr.): The Paper Museum of Cassiano dal Pozzo. (Quaderni Puteani 4) Milano: Olivetti, 1993.
Hodgson, Robert Willard: ‘Horticultural Varieties of Citrus’ in: Reuther, Webber, Batchelor [etc] (eds.): The Citrus Industry. Volume I. History, World Distribution, Botany, and Varieties. [Berkeley, Los Angeles:] University of California, Division of Agricultural Sciences, [1ste editie 1943] 1967.
Hoola van Nooten, Madame Berthe: Fleurs, Fruits et Feuillages Choisis de la Flore et de la Pomone de L’Île de Java peints d’après de nature. Ouvrage dédié à sa majesté la reine de Hollande. Bruxelles: Émile Tarlier [volgens Nissen: Muquardt], Éditeur, Montagne de L’Oratoire, 5. 1863 [-’64]. [=1ste editie, met 40 (volgens Nissen 38) ongenummerde, door Guillaume Severeyns gelithografeerde platen, in enkele details met de hand bijgekleurd, uitgegeven in tien ‘livraisons’ (afleveringen) van ieder vier platen, voorafgegaan door één (hierboven genoemde) gezamenlijke titelpagina (uitgegeven na het verschijnen van de 3de aflevering?) en tien afzonderlijke titelpagina’s (aflevering I (januari) t/m VI: 1863, VII t/m X: 1864; verkoopprijs complete set ƒ70,-, voorintekenprijs ƒ60,-.]
Hoola van Nooten, Madame Berthe: Fleurs, Fruits et Feuillages Choisis de la Flore et de la Pomone de L’Île de Java peints d’après de nature par Madame Berthe Hoola van Nooten. Seconde [volgens voorwoord van G. Severeyns: ‘verbeterde’] édition. Bruxelles: Faubourg de Louvain, Rue de Liekerke 40. Publiée par G. Severeyns, dessinateur & chromolithographe de l’Académie Royale de Belgique, 1866. [met eveneens 40 (volgens Stafleu & Cowan: (‘1880?’) ’39?) bijgewerkte platen; de gehele tekst is opnieuw gezet, taal- en/of schrijffouten zijn gecorrigeerd en andere onvermijdelijk opnieuw gemaakt, onder de Latijnse worden nu ook de inlandse namen vermeld; het boek wordt door de uitgever op verzoek ‘fraai ingebonden’ geleverd, verkoopprijs (volgens Brinkman’s Cumulatieve Catalogus) ∫80,-.]
Hoola van Nooten, Madame Berthe: Fleurs Fruits et Feuillages Choisis de L’Île de Java peints d’après de nature par Madame Berthe Hoola van Nooten. Bruxelles: Librairie Européene C. Muquardt, même maison à Leipzig, publiée par Merzbach & Falk, Éditeurs, Libraires de la Cour et de S.A.R. Le Comte de Flandre. Troisième [en laatste] Édition. [ongedateerd, voorwoord 1880; volgens Nieuwsblad voor den Boekhandel No. 92 (vrijdag 11 november 1881) ‘vient de paraître’ (zojuist verschenen) in een ‘beperkte’ oplage van 300 gewone exx à 175,- (Belgische) francs en 10 speciale, genummerde exx op ‘Bristol’ à 350,- (Belgische) francs; alle 40 platen zijn opnieuw in kleur gelithografeerd, door Pieter Depannemaeker (ook: De Pannemaeker) uit Ledeberg-lez-Gand (Gent); de drukker is de Brusselse ‘Imprimeur au Roi’ Weissenbruch (zie drukkersvignet hiernaast); de door Nissen veronderstelde 1885-editie is nooit verschenen.]
Hoola van Nooten, Berthe: Flowers, Fruit & Foliage of the Tropics. Singapore: Sun Tree Publishing, 1993 (‘privately printed’) (verkleinde facsimile van alle platen en teksten, met inleiding en ingekort origineel voorwoord).
[Hupka-Barth, Betsy Marianne (Beppie):] ‘Poging tot necrologie [van Berthe Hoola van Nooten]’. Anoniem, ongedateerd, ongepubliceerd, op website Collectie Tropenmuseum, uit de mond van Hupka-Barth (1908-2004, volgens ‘eigen’ zeggen een kleindochter van Berthe Hoola van Nooten; in februari 1945 (clandestien) getrouwd met de Duitse musicus Felix Hupka, 1896-1966) opgetekend door een anonieme medewerker (die in elk geval in 2012 al overleden was) van het Tropenmuseum, waarschijnlijk in de jaren ’80 van de XXste eeuw (persoonlijke communicatie van toenmalige conservator Koos van Brakel, Tropenmuseum, augustus 2012).
Laszlo, Pierre: Citrus. A History. Chicago and London: The University of Chicago Press, 2007.
Linnaei, Caroli: Carolus: Species Plantarum [etc]. Holmiae: Impensis Laurentii Salvii, 1753.
Loos-Haaxman, J. de: Verlaat Rapport Indië. Drie eeuwen westerse schilders, tekenaars, grafici, zilversmeden en kunstnijverheid in Nederlands-Indië. ‘s-Gravenhage: Mouton & Co Uitgevers, 1968.
Mcburney, Henrietta: Cassiano Dal Pozzo’s Paper Museum. Drawings from the Royal Collection.Edinburgh: National Galleries of Scotland, 1997.
Merian, Maria Sibylla: Metamorphosis Insectorum Surinamensis ofte Verandering der Surinaamsche Insecten [etc]. Amsterdam, ‘Voor den Auteur [etc.]  als ook voor Gerard Valck [etc]’, 1705.
MerianN, Maria Sibylla: Metamorphosis Insectorum Surinamensis [etc.].  Kommentar zur Faksimile-Ausgabe [etc., tweetalig, Duits/Engels] Elisabeth Rücker & William T. Stearn, based on original watercolours in the Royal Library, Windsor Castle. London: Pion Press, 1982 (plaatdeel en tekstdeel, laatste gebaseerd op de Latijnse 1705-uitgave).
Miquel, F.A.W.: ‘Fleurs, Fruits et Feuillages choisis de la Flore et Pomone de l’Île de Java’, peints d’après nature pas Madame Berthe Hoola van Nooten. Bruxelles, 1863-1864, 1-4 livraison [4 platen per ‘livraison’, dus tot dan toe 16 in totaal]. Gr. folio.’ Recensie in: De Gids. Jaargang 28, 1864 (artikel VII).
Munting, Abraham: Naauwkeurige Beschryving der Aardgewassen, Waar in de veelerley Aart en bijzondere Eigenschappen der Boomen, Heesters, Kruyden, Bloemen, Met haare Vrugten, Zaden, Wortelen en Bollen [etc.]. Leyden: Pieter vander Aa & Utrecht: François Halma, 1696.
NIEUWSBLAD VOOR DEN BOEKHANDEL No. 92. Acht-en-Veertigste Jaargang. Vrijdag 11 November 1881 [betreft derde druk Fleurs, Fruits et Feuillages].
Nissen, Claus: Die Botanische Buchillustration: Ihre Geschichte und Bibliographie. Stuttgart: Hiersemann Verlags Gesellschaft m.b.H., 1951.
 North, Marianne: Recollections of a Happy Life. London: MacMillan, 1893 (2 delen).
Oudemans, Prof. Dr. C.A.J.A.: ‘Kostelijke gave van edele vrouwenhand ‘, in: De Tijdspiegel. Arnhem: D.A. Thieme, 1866.
Raby, Peter: Bright Paradise. Victorian Scientific Travellers. London: Chatto & Windus, 1996.
Reuther, Walter, Herbert John Webber, Leon Dexter Batchelor [etc] (eds.): The Citrus Industry. Volume I. History, World Distribution, Botany, and Varieties. [Berkeley, Los Angeles]: University of California, Division of Agricultural Sciences, [1ste editie: 1943] 1967.
Rijnberg, Theo F.: ’s Lands Plantentuin, Buitenzorg 1817-1992. Kebun Raya Indonesia Bogor. [Enschede]: Johanna Oskamp, 1992.
Sargent, C. [ed]: Plantae Wilsonianae: An Enumeration of the woody plants collected in western China for the Arnold Arboretum of Harvard University during the years 1907-1910 by E. Wilson. Cambridge: The Arnold Arboretum, 1913 [-’17] (3 delen).
Schmidt-Loske, Katharina: Die Tierwelt der Maria Sibylla Merian (1647-1717). Arten, Beschreibungen und Illustrationen. Marburg-Lahn: Basilisken-Presse, 2007.
Sirks, M.J.: Indisch Natuuronderzoek. Amsterdam: Amsterdamsche Boek- en Steendrukkerij v/h. Ellerman, Harms & Co., 1915.
Sitwell, Sacheverell and Wilfrid BluntT: Great Flower Books 1700-1900. A Bibliographical Record of Two Centuries of Finely-Illustrated Flower Books. (2de editie) New York: Atlantic Monthly Press, 1990.
Stafleu, Frans A.: Linnaeus and the Linnaeans. The Spreading of their ideas in systematic botany, 1735-1789. Utrecht: A. Oosthoek’s Uitgeversmaatschappij N.V., 1971.
Stafleu, Frans A., Richard S. Cowan: Taxonomic Literature. A Selective Guide to Botanical Publications and Collections with Dates, Commentaries and Types. (6 delen) Utrecht: Bohn, Scheltema & Van Holkema, 1976-’88.
Swingle, Walter T. (a): ‘Rutaceae – Citrus 141. Citrus L. ‘ in: Sargent, C. [ed.]: Plantae Wilsonianae: An Enumeration of the woody plants collected in western China for the Arnold Arboretum of Harvard University during the years 1907-1910 by E. Wilson. Cambridge: The Arnold Arboretum, 1913 [-’17; Citrus in deel II, 1914].
Swingle, Walter T. (b): ‘Citrus and related genera’ in: Bailey, F.M.: Standard Cyclopedia of Horticulture [deel II]. New York: The Macmillan Co., 1914-’17 (6 delen) (= deel I in 3-delige heruitgave uit 1928).
Swingle, Walter T. and (rev.) Philip C. Reese: ‘The Botany of Citrus and Its Wild Relatives’ in: Reuther, Webber, Batchelor (etc) (eds.): The Citrus Industry. Volume I. History, World Distribution, Botany, and Varieties. [Berkeley, Los Angeles:] University of California, Division of Agricultural Sciences, [1ste editie 1943] 1967.
Tenschert, Heribert: Botanik & Zoologie. Illustrierte Bücher und farbige Tafelwerke von 1485 bis 1885. Katalog XXXIX & XXXV. Antiquariat Bibermühle: Heribert Tenschert, 1995-’96.
Theophrastus: Enquiry into Plants. New York:  Loeb Classical Library, 1999 (2 delen).
Tongiori Tomasi, Lucia: An Oak Spring Flora: Flower Illustration from the Fifteenth Century to the Present Time: A Selection of the Rare Books, Manuscripts, and Works of Art in the Collection of Rachel Lambert Mellon. Upperville & New Haven, Conn.: Oak Spring Garden Library, 1997.
Treub, M. (& W. Burck en F. Westerman): Catalogus der Bibliotheek van ’s Lands Plantentuin te Buitenzorg. Batavia: Landsdrukkerij, 1887.
Treub, M. [Vorwort]:  Der Botanische Garten “’s Lands Plantentuin” zu Buitenzorg auf Java. Festschrift zur Feier seines 75Jährigen Bestehens (1817-1892 [sic: geboorte- en sterfjaar van Berthe Hoola van Nooten]). Leipzig: Verlag von Wilhelm Engelmann, 1893 [bij W. Burcks beschrijving van de tuin en haar planten wordt de vingercitroen Citrus grandis var. Sarcodactylis genoemd].
Valmont de Bomare, M.: Dictionnaire Raisonné Universelle D’Histoire Naturelle [etc]. Nouvelle Edition, Revue et Augmentée [6 delen]. Paris: Lacombe, 1767.
Webber, Herbert John: ‘History and Development of the Citrus Industry’ in: Reuther, Walter, Webber, Batchelor [etc] (eds.): The Citrus Industry. Volume I. History, World Distribution, Botany, and Varieties. [Berkeley, Los Angeles:] University of California, Division of Agricultural Sciences, [1ste editie 1943] 1967.
Weinmann, Johann: Phytantoza Iconographia [Regensburg 1734-’45]
Wijnands, D.O.: The Botany of the Commelins. A taxonomical, nomenclatural and historical account of the plants depicted in the Moninckx Atlas and in the four books by Jan and Caspar Commelin on the plants in the Hortus Medicus Amstelodamensis 1682-1710. Rotterdam: Balkema, 1983.
Wit, prof. Dr. H.C.D. de en Prof. Dr. K.B. Boedijn: De wereld der planten in kleuren. Hogere planten deel II. Den Haag: Gaade, 1965.
Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in botanie, Reizen en getagged met , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op De ‘Hand van Boeddha’. Berthe Hoola van Nooten en haar Javaanse vingercitroen

  1. j.k.m.gulmans zegt:

    beste david,
    wat een interessant en prachtig uitgevoerd artikel in aangename bewoordingen.
    ik verblijf op curacao momenteel.limoenen en citroenen zijn er te koop en gedijen hier wel,maar komen voornamelijk uit zuid amerika.vroeger was hier de kweek van lahara ’s in zwang .van de schillen van deze sinaasappel soort werd likeur bereid.
    wij hebben in soestduinen een schilderij van de spaans-nederlandse schilderes dora dolz met citroenen en groen blad..
    zo ik hoop niet dat je mijn reaktie zuur vind.overigens :tropisch is beslist het drankle “margharita”,limoensap,cointreau en tequila..
    de layout van je artikel deed mij het water in de mond lopen!!
    ik reageer wat later omdat ik in de usa was ,toen ik artikel ontving.
    hartelijke groet,

    j.k.m.gulmans.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s