In hoeverre Ernst Haeckel werkelijk dacht dat de moderne mens uit het inmiddels verdwenen Paradijs stamde, is uit zijn publicaties niet goed op te maken. Enkele jaren na het verschijnen van zijn Natürliche Schöpfungsgeschichte (1868; zie afb.) laat hij in elk geval de aanduiding ‘Paradis’ uit de bijbehorende tekst weg, net zoals het vraagteken op zijn wereldkaart. Een witte plek in de Indische Oceaan bleef achter (zie afbeelding), door Haeckel eerder half opgevuld door het eveneens hypothetische, maar zuidelijker gelegen ‘Lemurien’, het eiland dat in het eerste deel van dit artikel al ter sprake is gekomen. Nadat hij ook dit Lemurië van de kaart had gehaald zou het nog jaren duren voordat er enige duidelijkheid zou ontstaan over de werkelijke plaats van de wieg van de mensheid. Ondanks zijn provocerende stellingnames in het evolutiedebat werd Haeckel bij een groot publiek geliefd door zijn rijk geïllustreerde werken over ongewervelden, als kwallen, zeesterren en radiolariën. Deze publicaties vormden weer een grote inspiratiebron voor de Franse architect René Binet, wiens ontwerpen voor de Parijse Wereldtentoonstelling van 1900 aanleiding zouden vormen voor het opbloeien van de Art Nouveau-beweging.
Haeckels landgenoot Alfred Wegener (1880-1930) zou enige tijd later zijn minstens zo controversiële theorie van de plaattektoniek publiceren. Deze theorie ging ervan uit dat continenten geen statische eenheden waren (zoals tot dan gedacht), maar reusachtige drijvende aardschollen, die in een continue evolutionaire beweging over het aardoppervlak heen en weer schoven. In de 16de eeuw was het de Engelse wetenschapsfilosoof Francis Bacon al opgevallen dat de westkust van Afrika en de oostkust van Zuid-Amerika wel erg goed in elkaar leken te passen. Dit zelfs voor kinderen op te merken verschijnsel poogde Wegeners theorie op een moderne manier te verklaren. Verloren eilanden en hypothetische, onder water gelopen reusachtige landmassa’s als Atlantis en Lemurië waren zo niet meer nodig om het bestaan en de vorm van continenten te verklaren, een ontnuchtering die betekende dat Haeckel zijn Paradijs als wieg van de mensheid voorgoed kwijtraakte.
Vlak daarna, nog tijdens Haeckels leven, zou er echter een nieuwe Hof van Eden worden gevonden, op een heel andere, en vooral onverwachte plaats. De Nederlander Eugene Dubois (1858-1940), op zijn beurt persoonlijk daartoe aangezet door zijn grote voorbeeld Haeckel, zou rond 1900 in het paradijselijke Nederlands-Indië op zoek gaan naar de veronderstelde wortels van de mens, en, tot ieders grote verbazing, die daar ook werkelijk vinden. Dubois doopte deze vondst Anthropopithecus (mensaap), een naam die later werd veranderd (of liever, omgedraaid) in Pithecantropus (aapmens). Uiteindelijk bleek Pithecantropus ook geen aapachtige mens te zijn, maar nog nauwer aan Homo sapiens verwant dan gedacht, waardoor zijn naam, nu definitief, werd veranderd in (en ‘opgewaardeerd’ tot) Homo erectus. Deze spectaculaire vondst van Dubois zou het begin worden van het moderne internationale onderzoek naar de oorsprong van de mens. De onverschrokken Haeckel had deze oermens al voorspeld, en hem zelfs al een officiële naam gegeven (zie afbeelding hierboven): Pithecantropus alalus, de spraakloze aapmens.
In de loop van de 20ste eeuw werd duidelijk dat de wieg van de vroegste mensaap/aapmens niet in Indië, maar in Afrika moet hebben gestaan, hoewel de autochtone ‘wolharigen’ die er inmiddels woonden daar weinig mee te maken bleken te hebben. Wellicht zouden deze donkere ‘Ulotrichiër’ sowieso niet zijn toegelaten in het Paradijs – de door Haeckel verfoeide christenen zagen die plek vooral als een blanke Hof van Eden. Maar deze vluchtplek was voorgoed verdwenen. De ‘denkende mens’ van Linnaeus was daadwerkelijk over zichzelf gaan nadenken. Hij zou daarmee een illusie armer, maar een oneindig voorgeslacht rijker worden.
Althaus, K. & H. Friedel: Gabriel von Max. Malerstar, Darwinist, Spiritist. München: Hirmer, 2010.
Haeckel, E.: Natürliche Schöpfungsgeschichte. Berlin: Reimer, 1868.
Haeckel, E.: Natürliche Schöpfungsgeschichte. Berlin: Reimer, 1870.
Haeckel, E.: Natürliche Schöpfungsgeschichte. Berlin: Reimer, 1873.
Haeckel, E.: The History of Creation: or the Development of the Earth and its Inhabitants by the Action of Natural Causes. Transl. E. Ray Lankester. 3rd edition. London: Kegan Paul, 1883.
Leaky, R. & L.J. Slikkerveer: Man-Ape Ape-Man. The Quest for Human’s Place in Nature and Dubois’ Missing Link. Baarn: Ambo [etc], 1993.
Richards, R.J.,: The Tragic Sense of Life. Ernst Haeckel and the Struggle over Evolutionairy Thought. Chicago and London: The University of Chicago Press, 2008.
Shipman, P.: The Man Who Found the Missing Link. The Extraordinary Life of Eugène Dubois. London, Weidenfeld & Nicholson, 2001.
Theunissen, B.: Eugène Dubois en de aapmens van Java. Een bijdrage tot de geschiedenis van de paleoantropologie. Amsterdam: Editions Rodopi, 1985.
Waarchtig boeiend! Ben je eventueel van plan meer van dit soort stukjes te schrijven? Laten we het hopen. Ik ben hoe dan ook onwijs verbaasd. Ga beslist zo door!