De orliettenvogel of ‘poij’ van Georg Forster.

[James Cook] ‘Reizen rondom de Waereld’ (1795-1803, vertaling Pasteur), deel IV (1799), plaat XXV, ‘De Poij of Orliettenvogel’ (klik om te vergroten)
Een van de eerste Europeanen die de vogel in zijn oorspronkelijke habitat zag, was Georg Forster. Deze negentienjarige Duitstalige wereldreiziger was niet alleen een literair wonderkind, latere vriend van de grote ontdekkingsreiziger Alexander von Humboldt (op diens beurt de inspirator voor Charles Darwins beroemde reis om de wereld) en revolutionair, maar kon ook prachtig tekenen. Hij was samen met zijn ambitieuze vader Johann Reinhold meegereisd op de tweede expeditie van Cook (1772-’75). Beide Forsters kwamen handen en ogen tekort om al de onderweg ontdekte exotische planten en dieren te bestuderen en te tekenen. In de bosrijke Dusky Sound in Nieuw-Zeeland zag Georg in 1773 voor het eerst een luidruchtige poij voorbijvliegen, met de opvallende witte verenpluimpjes aan zijn keel. Nadat hij de vogel had gevangen wist hij hem enkele maanden lang met suikerwater in leven te houden. De aquarel die hij ervan maakte zou later als voorbeeld dienen voor de fraaie gravure in het reisverslag van Cook. Nadat de vogel zelf op weg naar Tahiti was gestorven, werd de balg ervan met vele andere natuurhistorische voorwerpen terug mee naar Engeland genomen, om in de negentiende eeuw in het Naturhistorisches Museum in Wenen terecht te komen. Waar dit exemplaar zich momenteel bevindt is onbekend. De poij (samen met onder andere de kangoeroe en de Tasmaanse buidelduivel) is een van de weinige dieren die vermeld en afgebeeld worden in de officiële publicaties van James Cook. Pas in de decennia daarna zouden vooral Franse ontdekkingsreizigers grote hoeveelheden exotische dieren en planten verzamelen, om later het lezerspubliek in Europa te overrompelen met veeldelige, prachtig geïllustreerde reisverslagen. De arts René Primevère Lesson (die in 1824 op Nieuw-Guinea als eerste blanke een levende paradijsvogel met eigen ogen aanschouwde) vermeldt in het verslag van zijn reis rond de wereld dat de ‘poë’ in ‘Nouvelle-Zélande’ een geliefde kooivogel was, die men zelfs complete rondeeltjes kon leren zingen: ko tu koë, ko rongo koë, ko te manou widi etc.
De eerste Europese naam voor de poij, ‘New Zealand Creeper’, werd in 1776 door de Engelse natuurhistoricus Peter Brown gegeven. In de Duitse staten werd hij ‘Priestervogel’ genoemd, een naam die Georg Forster al had voorgesteld. De eerste wetenschappelijke benaming (1788) komt van de Duitse Linnaeus-bezorger Gmelin: Merops novae-seelandiae. Nadat echter bleek dat de naam Merops eerder was gebruikt voor een ander vogelgeslacht, veranderde de Engelsman Gray in 1840 de naam, nu definitief, in Prosthemadera novaeseelandiae.
Het woord ‘orliëtten’ is in de Nederlandse taal allang in vergetelheid geraakt, en veel Nieuw-Zeelandse vogelsoorten zijn inmiddels uitgestorven. Maar de poij of orliëttenvogel fladdert anno 2012 nog altijd levendig rond in de overgebleven oerbossen van het Noorder- en Zuidereiland, op zoek naar de bedwelmende nectar van de Nieuw-Zeelandse vlas- of hennepplant. U ziet hier de allereerste Nederlandse gedrukte afbeelding van zowel de poij als de vlasplant, beide uit het vierde deel van Reizen rondom de Waereld van James Cook in de vertaling door Jan David Pasteur uit 1799.