Zoals bekend, aarzelde de grote bioloog Charles Darwin (1809-’82) tientallen jaren met het publiceren van zijn revolutionaire On the Origin of Species (1859). Eén van de redenen hiervoor was de angst dat collega’s hem zouden verwijten even onprofessioneel, speculatief en warrig te zijn als Robert Chambers, de Schotse journalist die juist daarvoor zijn schandaalverwekkende Vestiges of the Natural History of Creation (1844) had gepubliceerd. Met dit vlotgeschreven werk vol wilde theorieën over de natuur en de afkomst van de mens was het Chambers gelukt om bijna elke serieuze lezer tegen het wetenschappelijke been te schoppen. Het grote publiek smulde er echter van. Uiteindelijk zouden er alleen al in de 19de eeuw meer dan 60.000 exemplaren van verkocht worden. Aan dergelijke verkoopcijfers kon zelfs Darwin niet tippen.
In de Vestiges probeerde Chambers vrijuit te speculeren over de oorsprong van de levende natuur, zonder zich te laten inperken door wat de Bijbel als waarheid verkondigde. Volgens Chambers (die net als veel van zijn familieleden aan hexadactylie, zesvingerigheid, leed) was de aarde veel ouder dan de ‘Schrift’ beweerde, en was het ook mogelijk dat mensen niet alleen op apen leken, maar daar ook daadwerkelijk van afstamden. Dit was teveel voor het christelijke Victoriaanse publiek – het kon er dan ook geen genoeg van krijgen. Zelfs Darwins grote vriend en medestander Thomas Henry Huxley maakte de Vestiges in het openbaar belachelijk (hoewel hij daar later spijt van kreeg). Darwin zelf, toen al bezig met het uitwerken van zijn veel schokkender eigen evolutionaire ideeën, zag dit met lede ogen aan. Hij voelde heimelijk mee met de toen nog anonieme schrijver. Na eindeloos wikken en wegen besloot hij zijn eigen theorieën pas aan de openbaarheid prijs te geven als ze voor het grote publiek, maar vooral voor vakgenoten, overtuigend en onweerlegbaar uitgelegd zouden zijn. Zelfs toen in 1859 eindelijk zijn On the Origin of Species werd gepubliceerd, werd hij daartoe min of meer gedwongen door onverwachte post van zijn correspondentievriend A.R. Wallace. Deze avontuurlijke naturaliënverzamelaar was in de oerwouden van Nederlandsch-Indië namelijk op precies dezelfde evolutionaire ideeën gekomen als Darwin. Wie zou de primeur krijgen: de avontuurlijke wereldreiziger Wallace die de complete evolutietheorie in één nachtelijke koortsdroom voor zich had gezien, of de voorzichtige wetenschapper Darwin die al tientallen jaren behoedzaam aan zijn ideeën werkte?
In 1849 besloot de Utrechtse uitgever J.G. Broese de inmiddels ook in Nederland berucht geworden Vestiges uit te brengen. Dit werd vertaald als Sporen van de Natuurlijke geschiedenis der Schepping, bezorgd door de Utrechtse natuur- en scheikundeleraar Johannes Hubertus van den Broek (1815-’96), en voorzien van een inleiding door G.J. Mulder. De publicatie bleek al snel een succes. Het leek daarom aantrekkelijk om bij de oorspronkelijk ongeïllustreerde Engelse Vestiges een Nederlandstalige atlas met fraaie platen uit te brengen. Dit is opmerkelijk, omdat de originele Engelse tekst pas in 1853 van afbeeldingen zou worden voorzien.
Ten tijde van de Nederlandse vertaling was de naam van de schrijver nog altijd niet bekend, dus ook de vertaling en de atlas verschenen anoniem. De laatste werd in 1850-’51 gepubliceerd in twee delen (bij het hiernaast afgebeelde exemplaar zijn deze samengebonden in één lederen band), en was voorzien van tientallen opvallend fijnzinnig gelithografeerde afbeeldingen van vogels, zoogdieren, reptielen, amfibieën en vooral, heel onchristelijk, uitgestorven dieren. Op een fraaie uitklapplaat is bovendien chronologisch de geschiedenis van de levende natuur vastgelegd, daarmee onweerlegbaar (en misschien wel voor het eerst in de Nederlandse wetenschaps-geschiedenis) daadwerkelijke evolutionaire verwantschappen suggererend.
In de inleiding van het tweede deel van de atlas wordt het woord ontrollen gebruikt in de oorspronkelijke betekenis van het woord evolueren. Dit moet de allervroegste verwijzing in het Nederlandse taalgebied zijn naar de moderne evolutionaire inzichten die vlak daarna door Darwin op een wetenschappelijke manier wereldkundig zouden worden gemaakt. Het zou echter nog lang duren voordat het provincialistische domineesland enigszins gewend zou raken aan een van de meest radicale en revolutionaire ideeën waaraan het ooit blootgesteld was.