‘Oh, for a lovelier faith!’

Berthe Hoola van Nooten en haar kortstondige meisjesscholen op Java.

[…] Nadat Berthe op 12 april 18561 in Nederlands-Indië was aangekomen, leken er voor haar gezin eindelijk betere tijden aan te breken. Dankzij een gouvernementele subsidie van maar liefst fl 1500,- per maand2 (zo’n 15.000,-) slaagde ze erin al op 6 april van het jaar daarop 3 in Batavia een nieuwe meisjesschool te openen. Deze was, als vanzelfsprekend, bedoeld voor blanke meisjes, liefst ‘uit den beschaafden stand’.4 Bij de publiekelijk fel bekritiseerde5 officiële toestemming daarvoor verleend (d.d. 24 maart) kon Berthe haar ruim twintig jaar oude Wageningse ‘acte van toelating tot schoolhouderes in de Nederduitsche, Hoogduitsche, Fransche en Engelsche talen’ nog overleggen.6 Ze kreeg zelfs meer dan gevraagd: niet alleen mocht ze alle extra inkomsten voor zichzelf houden,7 bij een geslaagde start beloofde de Hoofdcommissie van Onderwijs het schoolcontract na twaalf maanden met vijf jaar te verlengen.Ook Berthes gastheer, haar even succesvolle als agressieve (‘very violently indisposed’)9 halfbroer Vincent Jacob van Dolder, gaf zijn zegen aan het project, hoewel niet zonder luidruchtig commentaar op haar veronderstelde gebrek aan financiële capaciteiten.10 Eerdere plannen om te gaan wonen op een van zijn Javaanse suikerplantages kon Berthe in elk geval laten varen.11 Na alle onzekerheid over de toekomst was ze geëmotioneerd, opgelucht en dankbaar.12

Het pand waarin de school gevestigd werd, stond in de Gang Scott, een van de mooiste zijlanen van het centraal gelegen Koningsplein. Verscholen in het overweldigende groen (zie afbeelding) was daar ook de villa van Vincent Jacob te vinden. In de omliggende wijken resideerde de blanke Bataviase elite, vooralsnog in de watten gelegd door ontelbare autochtone bedienden, ‘baboes’ (Multatuli’s kindermeisjes) en huishoudhulpen. 

Woodbury & Page, Gang Scott, Batavia (albuminedruk), ca 1880 (de villa van Vincent Jacob stond rechts, op deze foto net niet te zien)

De school ging vlot van start. Vooral na verhuizing naar ‘another very large house’,13 iets verderop in de laan, groeide het aantal leerlingen snel. In dit nieuwe pand (tevens woonhuis) kreeg Berthe uiteindelijk bijna vijftig ‘Jonge Jufvrouwen’14 onder haar Nederlandse Hervormde vleugels. Dat succes kon nauwelijks onverwacht gekomen zijn. In Batavia, nota bene de hoofdstad van Nederlands-Indië, werd door het gouvernement namelijk al decennialang geen regulier meisjesonderwijs meer aangeboden.15 Maar ondanks die bevoorrechte positie schijnt Berthe nogal eigenzinnig gemanoeuvreerd te hebben. Als gelovig christin (inderdaad, er bestaan ongelovige christenen) vertikte ze het bijvoorbeeld om het klassikaal Bijbellezen achterwege te laten (‘[…] with the help of God, I will never yield this point.’)16, iets wat de seculiere autoriteiten haar toch uitdrukkelijk hadden geboden. Dat was onvoorzichtig gedacht van de subsidiante. In dezelfde buurt werkten namelijk meerdere vrouwelijke collega’s die al veel langer op een riante overheidstoelage als de hare aasden, met of zonder een flinke hoeveelheid ‘jalousie de métier’.17  Deze seksegenotes zouden nog sneller hun zin krijgen dan wellicht verwacht. Want ook al lijkt madame Hoola van Nooten née Van Dolder zich snel thuis gemaakt te hebben in de hogere kringen van Batavia ,18 op 1 januari 1859 raakte ze de royale subsidie voor haar ‘partikuliere meisjes- dag- en kostschool’ alweer kwijt,19 vierenhalf jaar eerder dan de bedoeling was geweest. De gehoopte Bijbelse zes vette jaren waren ineengeschrompeld tot een magere anderhalf en Berthe kon weer van voor af aan beginnen. Volgens haar was in juridische zin koning Willem III daar uiteindelijk verantwoordelijk voor,20 ironisch genoeg dezelfde man wiens naam later bovenaan de intekenlijst van haar Javaanse florilegium zou prijken.

Hoola van Nooten aan Dunlap, pp 14 & 15 van brief d.d. 21 september 1859 (laatst bekende brief van Berthe; © John G. and Beatrice A. Dunlap family correspondence, Louisiana Research Collection, Louisiana, Tulane University; with special thanks to Simone Ballard, of the same university)

Ondanks het gebrek aan geld zette Berthe de school nog enkele maanden voort, tot minstens oktober van dat jaar. Daarna dreigden de kosten van vooral het inhuren van Europese leerkrachten definitief te hoog te worden.21 De aangeslagen ‘kostschoolderes’22  beweerde zelf dat het mislukken van haar school opzettelijk was gebeurd, ‘in consequence of all sorts of opposition and intrigue’,23 maar vrijwel zeker had haar eigen protestantse ‘Prinzipienreiterei’ een net zo obstructieve rol gespeeld. Haar klaagzangen werden er niet minder om, of het nu ging om Javanen, Rooms-Katholieken, anderszins niet-evangelische christenen, Arabieren, Chinezen, Maleisiërs, Armeniërs, of, bovenal, ‘Mohammedanen’.24 Meestal werden die jeremiades gevolgd door (weliswaar wat weifelachtige) dankzeggingen aan haar eigen God, voor de troost en kracht die Hij haar ondanks alles zou weten te schenken. Maar ook Hij kon niet voorkomen dat op 18 september 1860 het pand in de Gang Scott publiekelijk werd geveild.25 Vincent Jacob, toch al sceptisch, zal alles met lede ogen hebben aangezien. Voor Berthe echter zal dat niet het zwaarste geweest zijn. Eerder had ze, waarschijnlijk door tijd- of geldnood gedwongen, haar twee tienerzonen Jacques Henri en Alphonse naar Merchiston Castle School laten sturen,26 een jongensinternaat onder Edinburgh, in het verre Schotland. Misschien was dat adres afkomstig van de veelbereisde Vincent Jacob, of verkregen via de internationale vrijmetselaarscontacten27 van haar in 1847 in New Orleans overleden echtgenoot. Hoe dan ook, voor een alleenstaande moeder als Berthe kan zo’n scheiding alleen maar hartverscheurend geweest zijn, ook al beloofde hun ‘suikeroom’ hen tijdens een van zijn Europese zakenreizen weer op te gaan halen. De toekomst van de twee jongens in het koude noorden was volkomen ongewis:

My brother, who is now in Europe, promised me to go and see them. What their future home and destiny will be, I can little see. Some how or other I can not see Java as their future home and am rather inclined to see their subsequent life will be spent in America. Java seems to be a very undesirable place, godless, teeming with lewdness and infidelity [zie bovenstaande afbeelding].28 

Wagner & Debes, Indien. Handbuch für Reisende, (Nederlandstalige) plattegrond Buitenzorg (Bogor) met paleis van de gouverneur-generaal en ’s Lands Plantentuin, Verlag Karl Baedeker, Leipzig 1914

Berthe miste hen, elke dag.29 Uiteindelijk kwam Alphonse op 23 oktober 1861 via Amsterdam dan toch terug in Batavia.30 Zijn oudere broer Jacques Henri zou zelfs nog later weer op Java aankomen. In de tussentijd (eind 1859) was Berthe met haar drie dochters naar Buitenzorg verhuisd, een kleine veertig ‘palen31 (zo’n zestig kilometer) ten zuiden van de hoofdstad. In deze voormalige blanke lusthof had ze binnen enkele maanden na aankomst opnieuw een meisjesinstituut geopend. De school, inmiddels haar zesde, was dit keer gevestigd in een eenvoudige woning aan de Groote Postweg, precies naast het gebouw van het Mijnwezen32 waarin ruim dertig jaar later de botanische bibliotheek van ‘s Lands Plantentuin gehuisvest zou worden.33 Vanuit haar voorraam keek Berthe precies uit op de westelijke zijingang van de destijds wereldberoemde hortus, aan de overkant van de straat. Daarachter, verscholen in het bos, lag het witgepleisterde paleis van de gouverneur-generaal, en verder naar het zuiden de gouvernementstuin zelf, weelderig begroeid met de mooiste bloemen, het overvloedigste fruit, het kleurrijkste groen. Haar oudste dochter Maria Philippina vond de Javaanse natuur zelfs nog indrukwekkender dan die van Brits Guyana, haar geboorteland.34 Maar hoe mooi de omgeving ook was, ze kon niet verhinderen dat de ‘opvoedings-Inrigting’35 voor jonge christelijke meisjes een grote mislukking werd. Midden 1860 moest het schooltje alweer sluiten. Voor de derde keer in haar leven vond Berthe zichzelf terug in een vreemd en exotisch land. ‘Oh, for a lovelier faith!’, had ze al eens in wanhoop geschreven.36 Wat nu te doen, als berooide weduwe? Hoe voor zichzelf en haar vijf kinderen te zorgen, in zelfs de meest nabije toekomst…

Met, als altijd, veel dank aan Marcel van Dorst, An Duits en Marianne Offereins
Noten en literatuur
♣ 1) Java-Bode 16 april 1856; zie ook Hoola van Nooten aan Dunlap (John G. and Beatrice A. Dunlap family correspondence, Louisiana Research Collection, Louisiana (USA), Tulane University (LaRC)) brief d.d. 10 mei 1856; 2) ‘Schoolnieuws’, Nieuwe bijdragen, ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding, voornamelijk met betrekking tot de lagere scholen in het Koningrijk [sic] der Nederlanden, voor den jare 1860 (1860) pag. 804; zie ook Hoola van Nooten aan Dunlap (zie hierboven), brief d.d. 10 maart 1857; 3) Java-Bode 1 april 1857; ♣ 4) ‘Schoolnieuws’, Nieuwe bijdragen (zie hierboven) (1860) pag. 804; ♣ 5) Voor de publiekelijke aanvallen op Berthes school zie bijvoorbeeld De Indische Schoolbode No. 7. Julij. A.1858 inclusief het vervolg daarop, ibid., No. 8 Augustus. 1858 en ‘Schoolnieuws’, Nieuwe bijdragen (zie hierboven) (1860) pag. 804; zie ook Hoola van Nooten aan Dunlap, brief d.d. 10 maart 1857; ♣ 6) ‘Schoolnieuws’, Nieuwe bijdragen (zie hierboven) (1860) pag. 805 (‘bij besluit der Hoofdcommissie van Onderwijs’); ♣ 7) Hoola van Nooten aan Dunlap, brief d.d. 7 september 1856 en ibid., brief d.d. 10 mei 1857; ♣ 8) Ibid., brief d.d. 10 maart 1857; ♣ 9) Ibid.; ♣ 10) Ibid.; ♣ 11) Ibid., brief d.d. 7 september 1856; ♣ 12) Ibid., brief d.d. 10 maart 1857; ♣ 13) Ibid.; dit nieuwe onderkomen was eigendom van de heer Eilbrechts, zie Java-Bode woensdag 1 April 1857; overigens werden destijds in Batavia nog geen huisnummers gebruikt, zie De Haan, Oud Batavia (1922) Deel 1 § 772; ♣ 14) Java-Bode 1 april 1857; ♣ 15) Brugmans, Geschiedenis van het onderwijs in Nederlands-Indië (1938) pp 108-113 en De Haan, Oud Batavia (1922) Deel 2 § 1415; voor de periode daarvòòr zie ook Taylor, Smeltkroes Batavia (1988) pag. 113 e.v.; ♣ 16) Hoola van Nooten aan Dunlap, brief d.d. 24 augustus 1857; ♣ 17) De Indische Schoolbode No. 8. Augustus 1858; ♣ 18) Zie bijvoorbeeld Hoola van Nooten aan Dunlap, brief d.d. 7 september 1856; ♣ 19) Algemeen verslag van den staat van het schoolwezen in Nederlandsch-Indië (1859) pag. 19; ♣ 20) Hoola van Nooten aan Dunlap, brief d.d. 24 augustus 1857; ♣ 21) Ibid., brief d.d. 21 september 1859; ♣ 22) De Indische Schoolbode No. 8. Augustus 1858; ♣ 23) Hoola van Nooten aan Dunlap, brief d.d. 21 september 1859; ♣ 24) Ibid., brief d.d. 24 augustus 1857; ♣ 25) Java-Bode 12 september 1860; ♣ 26) Merchiston Castle School Register voor het jaar 1859 pp 35 en 38; zie ook Hoola van Nooten aan Dunlap, brief d.d. 21 september 1859; ♣ 27) Ibid., brief d.d. 11 november 1854; ♣ 28) Ibid., brief d.d. 21 september 1859; ♣ 29) Ibid., brief 9 december 1859; ♣ 30) Java-Bode 26 oktober 1861; ♣ 31) Huyssen van Kattendijke (Met prins Hendrik naar de Oost (2004) pag. 258) noemt een aantal van zesendertig palen, Van de Velde (Gezigten uit Neêrlands Indië (1844-’45) pag. 10) negenendertig; ♣ 32) Bataviaasch Handelsblad 3 oktober 1860; ♣ 33) Burck, ‘Het herbarium en museum’ in Treub, ‘s Lands Plantentuin te Buitenzorg (1892) pag. 221; ♣ 34) Maria Hoola van Nooten aan Dunlap, brief d.d. 9 mei 1857; ♣ 35) Bataviaasch Handelsblad 3 oktober 1860; ♣ 36) Hoola van Nooten aan Dunlap, brief d.d. 24 januari 1855 
Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in botanie, Reizen. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s