Shunga: Japanse porno, christenen en lentekriebels

Seks in de tempel, het bad, de tuin, of in de kinderkamer, seks met honden, ezels, apen, koeien, olifanten, octopussen of stekelroggen, seks met priesters, shoguns en samoerai, poep-, plas- of okselseks, seks met opa’s, oma’s, kleinkinderen, goedkope geisha’s of dure lustjongetjes, seks met kunstvagina’s of dubbele kunstpenissen, softe vanilleseks met vaginale plezierballetjes of brute gangbangseks, achterstevoren- of onderstebovenseks: niets menselijks was de gewone Japanner in de Edo-periode (1602-1868) vreemd.

Japan is geen christelijk land. Slechts één procent van de bevolking hangt deze geïmporteerde, zogenaamd monotheïstische religie aan. Dat heeft het Rijk van de Opkomende Zon te danken aan de beruchte shoguns (‘generaals’), die het land eeuwenlang in een ijzeren greep hielden. Deze vaak atheïstische alleenheersers gooiden vanaf het begin van de 17de eeuw alle Europese missionarissen systematisch het land uit, of hingen hen, bijvoorbeeld, ondersteboven in mestputten totdat zij gestikt waren in hun eigen uitbraaksels. Toen christenen ondanks (of liever, dankzij) die gruwelen toch naar Japan bleven komen, werden zij met honderden tegelijk om het leven gebracht. Ondanks allerlei nieuwe martelaren bleek de strategie van de meedogenloze shoguns uiteindelijk effectief. Rond het midden van de zeventiende eeuw was er (officieel) geen enkele christen meer in het hele Japanse keizerrijk te vinden. De Hollanders ontkenden wijselijk van hetzelfde geloof te zijn als dat van hun zakelijke concurrenten, de katholieke Portugezen en Spanjaarden. Dat had natuurlijk weinig met theologie te maken. De winsten die uit het exotische eilandenrijk werden gehaald waren namelijk zo exorbitant dat al te openlijk evangeliseren bijzonder nadelig voor de negotie zou zijn. Juist vanwege die hypocriete opstelling hadden de Hollanders als enige Europeanen toestemming om Japan binnen te komen. De door de wol geverfde shoguns geloofden overigens niets van wat hun werd verteld over het christelijk geloof. Zij dwongen Hollanders dan ook hun verderfelijke bijbels aan boord te houden, in een verzegelde kist, zodat geen enkele Japanner met de agressieve namaak-religie besmet zou kunnen raken. De Hollanders (in Japanse ogen slechts ongewassen, stinkende ‘roodharige barbaren’) werden om die manier van zakendoen overal in Europa beschimpt. Men vond dat de schijnheilige protestanten zichzelf in het bijzonder en het christendom in het algemeen vernederden door religieuze principes te verkwanselen voor ordinaire pecunia. De vrijzinnige Japanners op hun beurt waren weer geschokt door de schaamteloze preutsheid van de openlijk homofobe christenen. Als het de Europeanen gelukt zou zijn om heel Japan te kerstenen was het land waarschijnlijk de Filipijnen achterna gegaan. De inheemse cultuur van dat nabijgelegen eilandenrijk is vernietigd door katholieke zeloten die, simpel gezegd, over meer vuurwapens beschikten dan de inheemse bevolking. In het machtige Japan hadden de shoguns juist meer geweren (ook al hadden zij die ooit weten te verkrijgen van de Europeanen), en kon een originele, door christenen verafschuwde pornografie blijven bestaan, en zelfs tot grote bloei komen. Dankzij de lange en rijke eigen geschiedenis, de relatief afgesloten cultuur in de Edo-periode, de verwende burgerij van de grote steden en de vele geniale kunstenaars die zich niet te goed voelden om seksualiteit onverbloemd uit te beelden ontstond de typisch Japanse erotische of pornografische prentkunst die shunga (‘voorjaarsbeelden’ of ‘lentekriebels’) wordt genoemd.

Seks is voor christenen altijd een glibberig terrein geweest, zowel op het hetero-, homo- als pedoseksuele vlak. Waarschijnlijk is dit te danken aan het feit dat seks als primaire, darwinistische natuurkracht haaks staat op alle zogenaamd goddelijke aanspraken op universele alleenheerschappij. Japanners aanbaden eenvoudigweg meerdere (natuur)goden tegelijkertijd, en deden daarom misschien minder moeilijk over hun zogenoemd hogere of lagere lusten (een hiërarchisch onderscheid dat sowieso niet in de vrije natuur, maar slechts in de hoofden van fatsoensrakkers voorkomt). Alles was mogelijk, alles werd gepraktiseerd. Er zijn Japanse keizers geweest die zo gehecht waren aan het vorstelijke stoeien met hun lustjongetjes, dat zij door hun eigen hofdignitarissen gedwongen moesten worden om te trouwen, met een vrouw. Overigens lieten veel christelijke Hollanders zich op het eilandje Dejima bij Nagasaki regelmatig voor veel geld verwennen door Japanse prostituees, die zij tussendoor ook nog eens misbruikten om kostbare goederen naar hun eigen pakhuizen te smokkelen. Ook Japanners gaven zich vanzelfsprekend over aan allerlei seksuele uitspattingen, maar zij deden dat blijkbaar schaamtelozer, onbevangener, met meer plezier, en minder schuldgevoel.

Rond 1800 was Utamaro Kitagawa (ca 1753-1806) in het genre van de shunga de belangrijkste kunstenaar. Deze hartstochtelijke liefhebber van mooie meisjes in de hoerenwijk Yoshiwara in Edo (het huidige Tokyo) stuwde de kunst van de erotische houtgravure tot nauwelijks geëvenaarde hoogten op. Het woord shunga wordt ook wel vertaald als ‘kussenplaatjes’ of ‘lachbeelden’, waarbij het Japanse woord voor ‘lachen’ ook als ‘masturberen’ opgevat kan worden. Alle soorten seksuele anatomie op de prenten van Utamaro zijn tot buitengewone proporties opgeblazen, wat de Japanse shunga onderscheidt van de veel realistischer, en daardoor wat huiselijker ogende Chinese erotische prentkunst. De 19de-eeuwse Franse japanofiel Edmond de Goncourt schreef in zijn dagboeken dat Utamaro zelfs als ‘de Michelangelo van de penis’ beschouwd kon worden. Deze even gewaagde als originele opmerking zal iedereen die Utamaro’s schitterende shunga heeft gezien onmiddellijk willen beamen. De enige die wat brute erotische artisticiteit betreft in zijn buurt komt is de 85-jarige Pablo Picasso, die bijna twee eeuwen later zijn meest vrijgevochten, spectaculaire en pornografische olieverfschilderijen produceert. Maar deze grootste kunstenaar van de 20ste eeuw was dan ook een groot bewonderaar van zijn Japanse voorganger.

Eén van de vele andere originele Japanse kunstuitingen is de netsuke of gordelknoop, bij een groter publiek bekend geworden door de historische roman van Edmund de Waal: The Hare With Amber Eyes (vertaald als De haas met de amberkleurige ogen). In dit boek wordt het verhaal verteld van een kostbare netsuke-verzameling in de familie van de schrijver. Japanners zouden niet zo’n bijzonder volk zijn, als zij vervolgens niet op het vruchtbare idee van de shunga-netsuke waren gekomen: een gordelknoop bestaande uit pornografische figuren. Hiernaast afgebeeld ziet u een voorbeeld van deze verrukkelijke miniatuurkunst. Deze bestaat uit twee delen: een vrolijk kijkende, onmiskenbaar opgewonden man en een gelukzalig glimlachende, gretig afwachtende maar bepaald niet slaafse vrouw, gezamenlijk op de meest natuurlijke manier in- en uitschuifbaar. Netsukes werden vaak uit ivoor vervaardigd, maar deze gesigneerde, dubbele shunga-netsuke is uit sensueel, bijna geil glanzend beukenhout gesneden. Na de Meiji-restauratie in 1868 mochten christenen voor het eerst in tweeënhalve eeuw Japan weer binnenkomen. Eén van de eerste dingen die deze zielloze zeloten hun welwillende gastheren probeerden te verbieden was de openlijke seksuele cultuur die zij overal in hun gastland meenden te ontwaren. Al te vaak slaagden zij daarin. Het eeuwenoude gemengd-baden, bijvoorbeeld,  werd waar mogelijk zo snel mogelijk afgeschaft. Maar de hier afgebeelde, fijnzinnige dubbele shunga-netsuke is aan die hypocriete christelijke kaalslag glansrijk ontsnapt. Het is een bescheiden ode aan de grootse, kunstzinnige, geëmancipeerde en onbeschaamde erotiek van de Japanse volkscultuur in de Edo-periode.

Literatuur
Boxer, C. R.: The Christian Century in Japan 1549-1650. Berkeley and Los Angeles: University of California Press, 1967.
Calza, Gian Carlo: Poem of the Pillow and Other Stories by Utamaro, Hokusai, Kuniyoshi and Other Artists of the Floating World. New York, Phaidon, 2010.
Evans, Tom and Mary Anne: Shunga. The Art of Love in Japan. New York, Paddington Press, [1975].
FagioliI, Marco: Shunga. Ars Amandi in Japan. Tübingen-Berlin: Ernst Wasmuth Verlag, 1998.
Forman, Werner: Japanese Netsuke. London: Spring Book, 1960.
Goncourt, Edmond de: Utamaro. New York: Parkstone, 2008.
Hereu / Serra (foreword / preface): Secret Images. Picasso and the Japanese Erotic Print. London: Thames and Hudson, 2010.
Klompmakers, Inge: Japanese Erotic Prints. Shunga by Harunobu & Koryûsai. Leiden & Boston: Hotei Publishing, 2008.
Krauss, Friedrich S.: Japanisches Geschlechtsleben. Abhandlungen und Erhebungen über das Geschlechtsleben des Japanischen Volkes. Hanau: Verlag Karl Schustek, 1965. 1965.
LongstreetT, Stephen and Ethel: Yoshiwara: City of the Senses. New York: David McKay Company, 1970.
Marhenke, Dorit, Ekkehard May (Texten): Shunga. Erotic Art in Japan. Heidelberg, Edition Braus, 1995.
Pflugfelder, Gregory M.: Cartographies of Desire. Male-Male Sexuality in Japanese Discourse, 1600-1950. Berkely. Los Angeles. London: University of California Press, 1999.
Saikaku, Ihara: The Great Mirror of Male Love. (transl. Schalow) Stanford, California: Stanford University Press, 1990.
Screech, Timon: Sex and the Floating World. Erotic Images in Japan 1700-1820. Honolulu: University of Hawai’i Press, 1999.
Hunga. Japanese Erotic Art. (foreword Shirakura Yoshihiko). Tokyo: Pie Books, [2008].
Tresmin-Trémouliéres: Yoshiwara. Die Liebesstadt der Japaner. (Übersetzung Bruno Sklarek) Berlin: Louis Marcus Verlagsbuchhandlung, [1920].
Uhlenbeck, Chris & Margarita Winkel: Japanese Erotic Fantasies. Sexual Imagery of the Edo Period. Amsterdam: Hotei Publishing, 2005.
Utamaro, Kitagawa: Kopfkissenbuch. Berlin (DDR): Berliner Verlag, 1989
Vos, Frits: ‘Forgotten Foibles – Love and the Dutch at Dejima (1641-1854)’ in: Lydia Brüll und Ulrich Kemper (Herausg.): Asien. Tradition und Fortschritt. Festschrift für Horst Hammitzsch zu seinem 60. Geburtstag. Wiesbaden: Otto Harrasowitz, 1971.
Waal, Edmund de: The Hare With Amber Eyes. The Illustrated Edition. London: Chatto & Windus, 2011.
Williams, Harold S.: Shades of the Past or Indiscreet Tales of  Japan. Tokyo, Japan & Rutland, Vermont: Charles E. Tuttle Company, [1959].
Dit bericht werd geplaatst in Reizen, Vrijdenkerij en getagged met , , , , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s