Springende ende huppelende: kapitein Cook en de kangoeroe

Hawkesworth / Cook: Reizen rondom de Weereld (1774), frontispice.

In 1774 publiceerde de Rotterdamse uitgever Reinier Arrenberg onder de titel Reizen rondom de weereld  vier uit het Engels vertaalde reisverslagen in één band. Het laatste en ook meest contemporaine reisverslag betrof de eerste wereldreis van James Cook (1728-’79), een jonge kapitein die in opdracht van de Royal Society ruim drie jaar lang, van 1768 tot ’71, onderweg was geweest. In deze periode had Cook vele ontdekkingen gedaan die van groot wetenschappelijk belang zouden blijken te zijn. Ondanks de succesvolle reis en zijn latere roem bleef Cook bij thuiskomst nog relatief onbekend. Daarentegen had zijn steenrijke passagier Joseph Banks (1743-1820) in de wetenschappelijke wereld al enige naam gemaakt. Vooral deze ging nu met de eer strijken, zeker toen het verleidelijke gerucht de ronde deed dat Banks met de Tahitiaanse ‘koningin’ Obereia een tropische liaison zou hebben gehad. Het langverwachte officiële reisverslag werd niet door Cook of Banks geschreven, maar door de voor veel geld ingehuurde letterkundige John Hawkesworth (1720-’73). Deze stond zichzelf echter nogal wat literaire vrijheden toe, waarover Cook zeer ontevreden was.

In de Arrenbergse editie is de tekst van Hawkesworth sterk ingekort. De uitgave is echter van historisch belang, omdat ze de eerste Nederlandse vertaling is van het eerste verslag van één van de belangrijkste ontdekkingsreizen ooit ondernomen. Zowel het Engelse origineel als de Nederlandse vertaling combineren het verslag van James Cook met de verslagen van drie eerdere Engelse wereldreizigers, namelijk John Byron (1723-’86, grootvader van de romantische dichter), Samuel Wallis (1728-’95, de Europese ontdekker van wat later Tahiti genoemd zou worden) en zijn kompaan Philip Carteret (1733-’96). De Nederlandse editie is echter om nog een andere reden interessant: voor het eerst in een Nederlandse gedrukte tekst komt op pagina 290-92 het exotisch klinkende woord ‘kanguroo’ voor. Tegenwoordig is deze naam bekend als de verzamelnaam voor de bekendste familie van Australische buideldieren: macropodidae (‘grootpotigen’) oftewel kangoeroes. Maar hoe is dit vreemde, nieuwe en niet-Europese woord in een Nederlandse tekst uit 1774 gekomen, en waar kwam het vandaan? Om dat uit te zoeken moeten we enkele jaren teruggaan in de tijd, naar een geheel ander en toen nog grotendeels onontdekt werelddeel, Nieuw-Holland.

Hawkesworth / Cook: Reizen rondom de Weereld (1774), titelpagina.

Op 14 juli 1770, op een warme en heiige zomerdag aan de Australische oostkust, schoot John Gore, derde luitenant aan boord van de Endeavour van kapitein Cook, een merkwaardig dier, dat tot dan toe op zijn twee reusachtige achterpoten aan het jachtgeweer had weten te ontkomen. De volgende dag werd het stoffelijk overschot door de bemanning geroosterd en met genoegen verorberd; Joseph Banks vertelt ons in zijn reisdagboeken dat hij de soort moeilijk kon determineren maar dat het vlees ervan erg smakelijk was. Al snel werd duidelijk dat bij de aboriginals van de plaatselijke Guugu Yimidhirr-stam het dier onder de naam ‘gangurru’ door het leven ging, een woord waarmee waarschijnlijk de grijze reuzenkangoeroe werd bedoeld. Het geschoten dier had, zo meldt de Nederlandse vertaling, de ‘kloekte’ van een schaap, een verhoudingsgewijs kleine kop en smalle schouders, een staart met de lengte van het lichaam en uiteraard zeer grote achterpoten. Op deze achterpoten bewoog het dier zich ‘al springende ende huppelende’. Joseph Banks probeerde de lenige tweepotigen op te laten jagen door zijn snelle greyhounds. Dit waren dezelfde agressieve honden waarover 65 jaar later Charles Darwin tijdens zijn wereldreis met de Beagle zo klaagde: deze geïmporteerde huisdieren dreigden de kangoeroes meedogenloos uit te roeien.

In de weken daarop werden nog twee andere, kleinere exemplaren buitgemaakt, waarvan er in elk geval één (op sterk water) Engeland bereikte. De eind-achttiende-eeuwse dierenschilder George Stubbs heeft een van deze exemplaren gebruikt om het allereerste olieverfschilderij van een kangoeroe te maken: 318. A portrait of the kangourou from New Holland 1770 (1770-’71). Naar dit schilderij werd een gravure gemaakt die als plaat XX in deel III werd gepubliceerd in het originele reisverslag van Hawkesworth. In de Arrenberg-editie komt deze prent helaas niet voor. De hieronder afgebeelde kangoeroe komt uit Thomas Bankses’ vlak daarna gepubliceerde A New System of Geography (1780). Het derde kangoeroe-exemplaar dat naar Engeland was meegenomen, schijnt in de Tweede Wereld-oorlog tijdens de Duitse bombardementen op London verloren gegaan te zijn.

Banks’s Geography (1780), ‘kanguroo’ (naar George Stubbs).

Het dier was aan het eind van de 18de eeuw nog altijd zó enigmatisch, dat wetenschappers het niet konden plaatsen in een van de toen bekende dierenfamilies. De kangoeroe leek nog het meest op de Zuid-Afrikaanse jerboa, een soort muis op hoge achterpoten, bekend uit de veeldelige Histoire Naturelle van Buffon. Toch was ook hier de kangoeroe niet aan verwant. Bij gebrek aan een officiële Latijnse betiteling bleef het dier daarom onder zijn inheemse naam door het leven gaan, hetgeen het exotische karakter van het raadselachtige beest juist uitstekend leek samen te vatten. Tenslotte werd in 1790 door de Engelse natuurhistoricus George Shaw de naam Macropus giganteus voorgesteld, en deze naam heeft in de wetenschap officieel ingang gevonden. Maar over de hele wereld is het vooral de aboriginal-naam ‘kanguroo’ die het meest gebruikt is gebleven. Ooit door de reisgenoten van James Cook overgenomen van de Oost-Australische Guugu Yimidhirr-stam en opgetekend door de literator John Hawkesworth, dook deze in 1774 voor het eerst in een Nederlandse gedrukte tekst op, waarvan akte.

(Met dank aan Steven de Joode)

John Hawkesworth
Reizen rondom de weereld. Ondernomen op bevel van Zyne Majesteit den tans Regeerenden Koning van Groot-Brittanje, Tot het doen van ontdekkingen in het Zuider Halfrond […]. Te Rotterdam, by Reinier Arrenberg, 1774. 
Collatie 4°: π2 2π1 A-2X4; pp. [6] 351 [1].
Vingerafdruk 177404 – b1 A m : b2 X3 land
Illustraties Binnen de collatie een ongesigneerd gegraveerd frontispice.

Literatuur
Beaglehole, J.C. (ed.): The Endeavour Journal of Joseph Banks 1768-1771. Sydney 1963.
Beaglehole, J.C. (ed.): The Journals of James Cook: The Voyage of the Endeavour 1768-1771. Cambridge 1968.
Beddie: Bibliography of Captain James Cook. Sydney 1970 (nr 658).
Finney: To Sail Beyond the Sunset. Natural History in Australia 1699-1829. Adelaide [etc] 1984.
Vaderlandsche Letteroefeningen (1775), p. 178-180.
Wheeler, A.: Catalogue of the Natural History Drawings Commissioned by Joseph Banks on the Endeavour Voyage 1768-1771. Part 3: Zoology. London 1986.
Whitehead, ‘Zoological Specimens from Captain Cook’s Voyages’, in: Journal of the Society for the Bibliography of Natural History, vol. 5, pt 3 (oct. 1969), p. 161-201.
Dit bericht werd geplaatst in Reizen, Zoölogie en getagged met , , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie